Volgens gevonden informatie in de Arolsen Archieven en met behulp van het lezen van Deel III "De Deportatietransporten in de zg. Cosel-periode" van Het Nederlandse Rode Kruis en getuigenverklaringen van andere overlevenden heeft Jonas meerdere kampen overleefd.
Zo werd hij op 11 september 1942 op transport gesteld van Westerbork naar Auschwitz, maar werd hij onderweg in Cosel (samen met 139 andere personen) van het transport gehaald. Vandaar ging hij naar Niederkirch in Polen om vervolgens in Seibersdorf terecht te komen.
In maart 1943 werd hij vanuit dit kamp op transport gesteld naar Blechhammer.
Op 21 januari 1945 was hij zeer waarschijnlijk 1 van de vele gevangenen die op een dodenmars gestuurd werden, om uiteindelijk omstreeks 2 februari 1945 aan te komen in Gross-Rosen.
Op 7 februari 1945 ging het transport naar Buchenwald, daar kreeg hij op 10 februari 1945 nummer 126373 toegewezen. Begin april 1945 moest het kamp ontruimd worden omdat de bevrijders steeds dichter bijkwamen, vandaar ging de toch te voet naar Theresiënstadt, alwaar Jonas werd bevrijd.
Op de kaart van de Joodse Raad van Jacob Philip Blitz (https://www.joodsmonument.nl/nl/page/166754/jacob-philip-blitz) staat Jonas als getuige vermeld die aangaf dat Jacob was overleden in Seibersdorf.
