Betsie van West was de oudste van de drie kinderen van Jacob van West en Judith Gobets. Zij werd in Amsterdam geboren op 20 Maart 1921 en woonde met haar ouders en jongere zus Keetje in de Retiefstraat 88 in Amsterdam-Oost. Maar feitelijk woonde het gezin van Jacob van West in bij zijn schoonouders Jacob Gobets en Betsie Barend.
Betsie van West had een afgeronde ULO opleiding en begon te werken als kantoorbediende. Maar zij veranderde van beroep en werd leerling verpleegster. Op 20 October 1942 kreeg zij daarvoor van de Joodse Raad een legitimatie met nr. 1961, waardoor zij werd vrijgesteld van de oproep voor de z.g. Arbeitseinsatz.
In haar hoedanigheid als leerling verpleegster werkte zij in Het Apeldoornsche Bosch, het Centraal Israëlitische Krankzinnigengesticht in Apeldoorn, wat in de nacht van 21 op 22 Januari 1943 door de Duitsers werd leeggehaald. Daarbij werden op 23 Januari 1943 alle patiënten met de nog aanwezige staf naar Auschwitz gedeporteerd en bij aankomst aldaar op 25 Januari 1943 direct vermoord.
Een aantal personeelsleden echter is niet meegegaan met de deportatietrein naar Auschwitz, maar werden op 22 Januari 1943 van Apeldoorn afgevoerd naar Westerbork. Daarbij was óók Betsie van West, die na aankomst werd ondergebracht in barak 72. Op 2 Februari werd ook zij naar Auschwitz gedeporteerd en op 5 Februari 1943 na aankomst daar direct in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord.
Bronnen o.a. Het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van David van West (1863) en Jacob Gobets (1870); archiefkaarten van Jacob van West, Judith van West-Gobets en Betsie van West; het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Betsie van West en de Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl/2 Februari 1943.