Verhaal

Méér over het transport van 23 Februari 1943 van Westerbork -> Auschwitz.

Uit de publicatie Auschwitz deel IV - door het Nederlandse Rode Kruis - October 1953

Het transport van 23 Februari 1943, het laatste van de z.g. “voorjaars-transporten” in 1943.

(De voorjaarstransporten 1943 vonden plaats tussen 11 Januari t/m 23 Februari 1943. De najaarstransporten van 1943 vonden plaats tussen 24 Augustus t/m 16 November 1943.  De tusseliggende periode staat bekend als de “Sobibor-periode).

Een specificatie van dit transport luidt als volgt:

Transportdatum (vertrek uit Nederland in 1943): 23 Februari 1943

Totale aantal gedeporteerden in dit transport: 1101

Waarvan het aantal gedeporteerde mannen: 413

Het aantal gedeporteerde vrouwen: 688

Personen boven 50 jaar: 728  

Kinderen beneden 16 jaar: 99

Personen 16-50 jaar waaruit tewerkgestelden werden geselecteerd: 274

Aantal mannen in de leeftijdsgroep van 16-17 jaar: 4

Aantal mannen in de leeftijdsgroep van 18-35 jaar: 57

Aantal mannen in de leeftijdsgroep van 36-40 jaar: 15

Aantal mannen in de leeftijdsgroep van 41-50 jaar: 43

Aantal vrouwen in de leeftijdsgroep van 16-17 jaar: 6

Aantal vrouwen in de leeftijdsgroep van 18-35 jaar: 54

Aantal vrouwen in de leeftijdsgroep van 36-40 jaar: 22

Aantal vrouwen in de leeftijdsgroep van 41-50 jaar: 73

Van dit transport zijn 2 mannen (bij hun deportatie respectievelijk 18 en 22 jaar oud) en 2 vrouwen (van toentertijd  29 en 32 jaar) teruggekeerd.

Uit hun verklaringen, die op sommige punten tegenstrijdig zijn, moet worden opgemaakt, dat bij de gebruikelijke selectie bij aankomst van het transport te Auschwitz een aantal jonge mannen én vrouwen voor tewerkstelling is uitgezocht.

Hun aantallen worden verschillend opgegeven. Zo wordt bijvoorbeeld. door één der overlevende vrouwen gesproken van 30 mannen én 30 vrouwen, en door een mannelijke overlevende van 57 mannen en géén vrouwen.

Wegens het ontbreken in de kampadministratie van gegevens omtrent de vrouwen, kan het genoemde aantal van 30 vrouwelijke tewerkgestelden niet worden geverifieerd .

Ook is geen matricule-serie te reconstrueren. Daarom is er, hoewel door eliminering van de moeders van de (49) kinderen beneden 16 jaar theoretisch uit de transportlijst zou zijn na te gaan welke 30 van de ± 80 bij het transport ingedeelde vrouwen (zie het staatje op blz. 23) vermoedelijk voor tewerkstelling in aanmerking zijn gekomen, hier de voorkeur aan gegeven uit de verklaringen van overlevenden (ook van andere transporten) de tewerkgestelden individueel te noteren, en aan de hand van de omtrent hen vermelde gegevens de tijdstippen van hun overlijden afzonderlijk vast te stellen .

Alle andere vrouwen zijn geacht, tegelijk met de kinderen en de oudere, zieke en zwak uitziende mannen, terstond na de selectie bij aankomst, dus op of omstreeks 26 Februari 1943, door vergassing om het leven te zijn gebracht.

Wat de tewerkgestelde mannen betreft, zal het bovenvermelde aantal van 57 niet ver bezijden de waarheid zijn .

De met zekerheid bekende matricule-serie loop t van 104043 (D) t/m 104080 (S) , en omvat derhalve 38 nummers, terwijl uit de overeenkomstige aard der in het "Nummerdodenboek" vermelde mutaties   kunnen worden afgeleid, dat voor de D en na de S nog tenminste 17 nummers hebben gelegen. Aangenomen kan worden, dat ± 60 mannen zijn gematriculeerd. De leeftijden der uit de administratie en de brief-lijsten bekende tewerkgestelden liggen, op 3 uitzonderingen na, in de groep van 18-41 jaar.

Daar, blijkens het staatje op pagina 23, het totaal aantal bij het transport ingedeelde mannen van die leeftijd 72 bedraagt, en rekening moet worden gehouden met het afvallen van zieken en zwakken (namen alleen bekend voor zover zij door overlevenden zijn opgegeven) is als statistisch het best verantwoord, aangenomen, dat alle mannen in de genoemde leeftijdsgroep, tenzij in individuele gevallen anders is gebleken, tot de tewerkgestelden moeten worden gerekend. De statistische fout bedraagt dan naar schatting hoogstens ± 10%.

Naar uit de verklaringen van de overlevenden, uit de kampadministratie, en uit de ontvangen brieven blijkt, zijn nagenoeg alle voor arbeid geselecteerde mannen tewerkgesteld in Auschwitz en Birkenau. Slechts 3 hunner blijken te zijn terechtgekomen in Monowitz, 1 in Golleschau en 1 in Kobior (een klein  buitencommando van Auschwitz) .

Brieven zijn ontvangen van 1 vrouw (die is teruggekeerd) en van 13 mannen, namelijk het laatst:

op 7 September 1943 van 6 mannen uit Birkenau

op 8 November 1943 van 5 mannen uit Birkenau

op 7 April 1944 van 1 vrouw uit Birkenau

op 7 April 1944 van 1 man uit Auschwitz

op 7 April 1 1944 van 1 man uit Monowitz.

Van 25 der tewerkgestelde mannen zijn uit het "Nummerdodenboek" de sterfdata bekend; hiervan liggen er in: Maart 1943: 13   -  in April 1943: 8   -  in Mei 1943: 3   en in Juni 1943:  1

Daar blijkens deze cijfers de grootste sterfte heeft gelegen vóór eind April 1943, is op statistische gronden aangenomen, dat ook de tewerkgestelde mannen van dit transport, omtrent wie geen individuele gegevens bekend zijn, zijn overleden uiterlijk 30 April 1943.

Bron: het archief van het Nederlandse Rode Kruis, publicatie “Auschwitz IV” van October 1943 – de “voorjaarstransporten” van de deportatietransporten i 1943 naar Auschwitz, pagina’s 39, 40 en 41 als ook pagina 23 en 63 Bijlage 1, de samenvatting van de conclusies van het voorjaarstransport van 23 Februari 1943.

Alle rechten voorbehouden