Verhaal

Sophie Bessem-Mok

Sophie Mok is geboren op 28 mei 1911 te Delft. Haar ouders waren Machiel Mok en Jetje Alter. Sophie is opgeleid als verpleegkundige en heeft enkele jaren in Rotterdam gewerkt. Op 21 april 1937 is Sophie getrouwd met de fotograaf Paulus Louis Bessem (geboren 9 april 1907 te Amsterdam). De relatie had toen reeds hun zoon; Arthur Vincent Bessem, geboren op 8 april 1934 te 's-Gravenhage. Na een aantal omzwervingen kwam het gezin op 30 maart 1939 aan de Prinsengracht 649 I te Amsterdam te wonen.

Tijdens de oorlogsjaren werkte Paul als diepdrukfortograaf op de afdeling chemiegrafie van Joh. Enschedé en Zonen gevestigd te Haarlem. Hij werkte daar van 1 april 1940 tot 18 augustus 1945. Daarnaast was hij actief in de verzetsgroep "de verborgen camera". Deze groep documenteerde de Duitse bezetter in Nederland. Of Sophie werkte is niet bekend. Waarschijnlijk niet. Al heel vroeg in de oorlog werd werd arbeid door Joden in veel sectoren verboden door de bezetter. Mogelijk zorgde Sophie ook liever voor hun enig kind, zoon Arthur, die toen 6 jaar was. 

Vanaf februari 1941 kwamen de Joodse inwoners van de zogenaamde "Jodenhoek" door uitgelokte rellen steeds meer in de verdrukking. OP 22 en 23 februari zal de familie met afgrijzen naar de razzia's op 22 en 23 februari hebben gekeken.

Op maandag 6 september 1943 liep Sophie haar eigen noodlot tegemoet. In de Leidsestraat, niet ver van van haar woning, werd zij rond 10 uur in de ochtend door Jan Jacobus Rutgers en Martinus Hinse, twee beruchte leden van de Colonne Heneicke, staande gehouden. Zij bleek de, sinds 29 april 1942 verplichte, Jodenster niet op haar kleding te dragen. Daarnaast was zij in bezit van een vervalst identiteitsbewijs. Waren het haar zenuwen, de kwaliteit van het identiteitsbewijs of de ondervragingstechniek van beide mannen. We zullen het nooit weten.

Wat we wel weten is dat Sophie, tegen Kopgeld, overgebracht werd naar de Hollandsche Schouwburg dat gedurende de periode van 20 juli 1942 tot 19 november 1943 dienst deed als deportatieplaats. Wat het kopgeld was is niet bekend maar zal zo rond de fl. 7,50 geweest zijn.

Sophie heeft een maand in de Hollandsche Schouwburg verbleven. Haar laatste brief vanuit de Schouwburg is gedateerd 23-09-1943. Paul kwam haar regelmatig bezoeken maar kreeg geen toegang tot haar. Op 7 oktober schrijft Sophie aan Paul dat zij verhuisd is naar Kamp Vught. Daar is zij een dag eerder aangekomen. De laatste brief uit Kamp Vught schrijft Sophie aan Paul op 4 november 1943. Ze spreekt de hoop uit elkaar weer snel te zien. Dan wordt het stil.....

Op 15 november 1943 vertrok voor het eerst een massatransport vanuit het concentratiekamp Vught rechtstreeks naar Auschwitz-Birkenau. Sophie was onderdeel van dit transport. Samen met 1148 anderen. Op het transport veel mensen in de werkzame leeftijd. Waaronder textielarbeiders. Maar ook mensen uit gemengde huwelijken, zoals Sophie, en half Joden. Op 17-11-1943 kwam de trein aan in Auschwitz-Berkenau. Volgens de dossiers die het Nederlandse Rode Kruis bijhoudt, vond er bij aankomst geen selectie plaats. Ook Danuta Czech's Auschwitz Chronicle stelt dat de 1.148 Joden (559 mannen en 589 vrouwen) die met dit transport arriveerden, in het kamp werden toegelaten voor slavenarbeid en werden getatoeëerd met de serienummers 163201-163759 en 68090-68678.

Achtendertig gedeporteerden (32 mannen en 6 vrouwen) van dit transport, waaronder een 11-jarig meisje, overleefden de Holocaust. Helaas hoorde Sophie niet tot deze 38. Een weerzien met Paul en Arthur is er nooit meer geweest. Volgens de overlijdensakte overleed Sophie op 31 januari 1944 in de omgeving van Auschwitz.