Marietje Muijs, dochter van Samuel Muijs en Sara Stokvisch, was geboren op 21 April 1904 in Amsterdam en bleef ongehuwd. Zij woonde thuis bij haar ouders in de Foeliestraat 13 in Amsterdam als 3e van de 11 kinderen die vader Samuel en moeder Sara kregen. De eerste twee geborenen, Salomon en Jacobus, resp. in 1898 en 1899, stierven echter nog als baby in hetzelfde jaar als waarin zij geboren werden. De andere broers en zussen van Marietje waren Mietje, Salomon, Aaltje, Jacob, Samson, Abraham, Hartog en Willem.
Marietjes vader Samuel was diamantversteller van beroep. Vanaf 10 November 1896 en 1897 verbleven Samuel Muijs en Sara Stokvisch in Antwerpen, waar zij op 29 Juni 1897 in het huwelijk zijn getreden. Zij woonden daarna in de Van Immerseelstraat 43 maar keerden terug naar Amsterdam, waar in October 1898 hun eerste zoon werd geboren. Overigens, alle andere kinderen zijn óók in Amsterdam geboren: de jongste, Willem op 16 November 1915.
Met nog 9 in leven gebleven kinderen was het voor Samuel en Sara geen eenvoudige opgave het gezin, ná de geboorte van de jongste zoon Willem in November 1915, te onderhouden. Daarom werden Marietje en haar broer Abraham op 25 Februari 1916 als z.g. “halfwezen” ondergebracht in het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht. Pas in 1922 keerde Marietje daaruit terug naar Amsterdam maar Abraham pas in 1931.
Het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht was een landelijk weeshuis voor Joodse kinderen vanaf zes jaar. Het pand aan de Nieuwegracht 92 werd op 1 augustus 1871 geopend. Het stond toen nog bekend als “Onder De Linden”. Er woonden ook verscheidene halfwezen, die waren opgenomen omdat hun ouder niet (meer) voor hen kon zorgen. Zij konden hier tot hun 21e verjaardag blijven en kregen een opleiding.
Vanaf 1922 terug in Amsterdam, werkte Marietje als dienstbode. Vanaf 13 October 1923 woonde zij in de Camperstraat 50 2e etage, van waar zij op 23 Januari 1926 verhuisde naar de Valkenburgerstraat 148 2e etage, waar zij samen met haar zus Aaltje inwoonde bij Isaac van Weren en zijn vrouw Espérance Pach, de ouders van Levie van Weren, die met hun zus Mietje gehuwd was.
Levie van Weren en zijn vrouw Mietje woonden in de Valkenburgerstraat 150 2e etage en vanaf 28 Januari 1927 woonde Marietje daar in. En toen Levie, Sara en hun eerstgeboren dochter Sara op 11 April 1928 naar de Blasiusstraat 77 III verhuisden, ging Marietje met hen mee. Zij vertrok echter op 27 Juli 1929 naar het graafschap Essex in Engeland, waar zij 2 maanden verbleef en op 29 September 1929 weer terugkeerde naar Amsterdam, waar zij toen als serveerster aan het werk ging.
Op 13 Februari 1930 vertrok Marietje naar Den Haag waar zij als dienstjuffrouw in een restaurant werkte. Eind 1930 keerde zij terug naar Amsterdam en woonde in de 2e Oosterparkstraat totdat zij in Mei 1935 vertrok naar de Van Aremberglaan 22 in Voorburg . Vervolgens werkte zij in 1936 enkele maanden in de Hoofdstraat 95 in Noordwijk, waarna zij in October 1936 weer terugkeerde in Amsterdam, waar zij o.m. heeft gewoond in de Meerhuizenstraat, de Nickeriestraat, de 3e Helmersstraat om uiteindelijk op 4 April 1941 woonruimte te krijgen in De Clerqstraat 56 I in Amsterdam-West.
Haar laatste werkgever was de lunchroom van de VAMI in de Kalverstraat in Amsterdam, waar zij tijdens de oorlog serveerster was. Vanwege de vele anti-Joodse maatregelen van de Duitsers plaatste de directie haar over naar het kantoor van de VAMI, in de hoop dat zij niet zou worden opgepakt. Maar al op 19 Juli 1942 was Marietje Muijs opgepakte en afgevoerd naar Westerbork. Van haar registratiekaart van de Joodse Raad is af te leiden dat er voor haar uitstel van deportatie was aangevraagd, wat haar op 25 Juli 1942 werd verleend.
Uiteindelijk is Marietje Muijs tóch op 17 Augustus 1942 gedeporteerd naar Auschwitz; het transport omvatte in totaal 506 slachtoffers, hetwelk ±20 Augustus in Auschwitz is gearriveerd. Welke van deze 506 gedeporteerden direct bij aankomst zijn vermoord of zijn tewerkgesteld is niet bekend. Van Marietje is wél bekend dat zij in Auschwitz is aangekomen en ergens tewerkgesteld is. De omstandigheden daar zullen schokkend voor haar zijn geweest. Het is onbekend waar zij terecht gekomen is en óók haar precieze datum van overlijden is niet bekend.
Daarom hebben de Nederlandse Autoriteiten na de oorlog vastgesteld, mede op basis van onderzoeken van het Rode Kruis, dat Marietje Muijs ná 30 September 1942 niet meer in leven zou kunnen zijn. De gemeente Amsterdam kreeg toen opdracht een akte van overlijden op te maken voor Marietje Muijs, waarin is vastgelegd dat zij op 30 September 1942 in Auschwitz is overleden.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Samuel Muijs en Marietje Muijs; archiefkaart van Marietje Muijs; woningkaarten uit Amsterdam/Camperstraat 50, Valkenburgerstraat 148, 150 en Blasiusstraat 77 III met Marietje Muijs; Het Archief van Den Haag/gezinskaart Marietje Muijs; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Marietje Muijs, overlijdensakte 443 uit het A-register 47-folio 76 van 25 augustus 1950 voor Marietje Muijs en details beteffende Marietje Muijs op Marietje’s pagina op het Joods Monument door Lia van Bronkhorst.