Het verhaal is ontleend uit een in de jaren zeventig van de vorige eeuw opgemaakt levensverhaal vanuit de pagina's 5 en 6 van Wim Arnoldus.
"Wim en Alida Johanna Arnoldus hadden Joodse vrienden in Den Haag, de familie Stimmler in de Spaarnedwarsstraat in Den Haag vlakbij het Girokantoor. Deze Joodse familie kreeg van de Joodse raad uitstel om naar Westerbork in Drenthe te gaan omdat Mevr. Stimmler in verwachting was. Er was ook nog een zuster van Mevrouw of Mijnheer Stimmler in huis en die moest als eerste naar Westerbork toe. Toen de baby geboren was, moest der familie Stimmler ook naar Westerbork toe.
"Op de Amsterdamse Veerkade in Den Haag werden de Haagsche joden verzameld en met bussen van Pasteur afgevoerd. De familie Stimmler had mijn ouders gevraagd of zij voor de pasgeboren baby konden zorgen, maar mijn ouders hebben dat niet aangedurfd, waarschijnlijk bang voor represailles. Mensen, die gesnapt werden met Joodse onderduikers werden door de Duitsers afgevoerd naar een concentratiekamp. Ik kan mij nog herinneren dat ze bij de Stimmlers van die heerlijke matses hadden. Deze mensen waren Poolse Joden en hij was handelaar in linnengoed. Na de oorlog hebben we nooit meer iets van hen gehoord, dus zij zullen wel vergast zijn in een concentratiekamp.""
Bron: Rob Arnoldus