Verhaal

Méér over het transport van 19 October 1942 van Westerbork -> Auschwitz

ALGEMENE OPMERKINGEN BETREFFENDE DE DEPORTATIE-TRANSPORTEN IN DE ZGN.COSEL-PERIODE  (28 AUGUSTUS TOT EN MET 12 DECEMBER 1942).

De te bespreken deportatie-periode loopt van 28 Augustus t/m 12 December 1942, en wordt de "Cosel-periode" genoemd, omdat in die tijd een aantal uit Nederland (en ook uit Frankrijk en België) vertrokken transporten niet in hun geheel werden overgebracht naar Auschwitz, maar op het station Cosel, (Opper-Silezië, ± 80 km ten Westen van Auschwitz) werden gesplitst in dier voege, dat de door de Duitsers voor het verrichten van arbeid geschikt geachte mannen op dat station de trein moesten verlaten om te worden tewerkgesteld i n omliggende arbeidskampen, terwijl vervolgens de in de trein achtergeblevenen, dus de niet "arbeitsfähigen”, werden doorgezonden naar Auschwitz.

De transporten, waarbij deze splitsing plaats had, waren die, welke op 28 en 31 Augustus - 4, 7, 11 en 14 September -  2, 5, 16,  23 en 30 October -  2, 6, 10, 16, 24 en 30 November en 8  December 1942 uit Westerbork waren vertrokken.

De overige transporten in deze periode, t.w. die van 18, 21, 25 en 28 September, 9,12,19 en 26 October, 20 November en 4 en 12 December 1942 uit Westerbork werden in hun geheel rechtstreeks naar Auschwitz gedirigeerd.

Voor de basis van de getrokken conclusies is nog gebruik gemaakt van enkele gegevens, verkregen van teruggekeerden, alsmede van aantekeningen in het archief van de voormalige Joodse Raad omtrent hier te lande van gevangenen in Auschwitz ontvangen brieven. (uit blz. 63 par.1)

Het lot van de transporten in het algemeen, (waaronder dat van 19 October 1942)

Aangenomen moet worden dat in het algemeen, d.w.z. behoudens in een aantal uitzonderingsgevallen, ook van de rechtstreekse Auschwitz-transporten in de Cosel-periode, slechts mannen voor tewerkstelling zijn aangewezen, en de vrouwen terstond, evenals de kinderen en de niet-"arbeitsfähig" geachte mannen, door vergassing om het leven zijn gebracht. (Uit blz  63 par. 2).

Leeftijdsgrenzen der tewerkgestelde mannen.

Gebleken is, dat ook bij de rechtstreekse Auschwitz-transporten in het algemeen de leeftijdsgrens, welke bij de selectie voor tewerkstelling in aanmerking is genomen, is te stellen op ± 15-50 jaar. (Uit blz. 64. Par. 3)

Totaal aantal gedeporteerden van het transport uit Westerbork op 19 October 1942 heeft 1327 personen bedragen, waarvan het geschatte aantal tewerkgestelde mannen van 15 tot 50 jaar is gesteld op 677. Het aantal overlevende mannen bedroeg 8. (uit een overzicht Rechtstreekse Auschwitztransporten blz. 65)

Het transport van 19 October 1942(blz.77 sub G, t/m blz. 79)

Ook ten aanzien van dit transport wordt over vrij veel gegevens beschikt, doch alleen voor wat de mannen betreft. Van de vrouwen is na de dag van deportatie niets meer vernomen.

Er zijn 123 briefschrijvers.

Voorts zijn de namen van 39 mannen teruggevonden in de "Krankenbau"-administratie van Auschwitz, en die van 35 mannen in het “Kommandobuch Golleschau”.

"Fragebogen" zijn gevonden van 3 mannen, terwijl 8 mannen zijn gerepatrieerd.

 

De ontvangen brieven zijn volgens herkomst te verdelen als volgt:

l e . uit Birkenau totaal van 62 mannen, n l .

van 26 mannen het laatst op 14 Dec. 1942

van 29 mannen het laatst op 18 Jan. 1943

van   2 mannen het laatst in Febr.-Mei 1943

van   1 man …. het laatst op   7 Sept. 1943

van   3 mannen het laatst op   8 Nov. 1943

van   1 man….. het laatst op   7 Apr. 1944

 

2e. uit Monowitz totaal van 59 mannen, nl.

van   9 mannen het laatst op 14 Dec.1942

van 50 mannen het laatst op 18 Jan.1943

 

3e. uit Jawischowitz van 2 mannen, nl.

van 1 man het laatst op 15 Juni 1943

van 1 man het laatst op  7 Sept. 1943.

Uit de bekende matricule-serie, die loopt van 69213 (A) t/m 69708 (Z), blijkt, dat minstens 496 mannen voor tewerkstelling zijn uitgezocht. Mogelijk kunnen vóór de eerste naam met beginletter A en na de laatste met beginletter Z nog enkele nummers hebben gelegen, doch het totaal aantal gematriculeerden zal zeker niet meer dan rond 500 hebben bedragen.

Verder blijkt uit de leeftijden der met name bekende tewerkgestelden, dat ook bij dit transport bij de selectie de leeftijdsgrens van ca.15-50 jaar in acht moet zijn genomen. Hier doet zich de  moeilijkheid voor, dat het totaal aantal mannen in de leeftijdsgroep van 15-50 jaar aanzienlijk hoger is dan het genoemd aantal van ± 500 gematriculeerden, namelijk 677, zodat, indien de genoemde grens als basis wordt genomen voor de te stellen conclusie, met een vrij groot aantal uitzonderingsgevallen moet worden gerekend, die alleen hieruit zijn te verklaren, dat bij de selectie vrij streng op postuur en gezondheid is gelet, waardoor een betrekkelijk groot aantal jonge, maar zwak of ziek uitziende mannen terstond naar de gaskamers is verwezen.

De mogelijkheid van het bestaan van een onbekende tweede matricule-serie, gelijk bij het transport van 18-9-42 (zie sub a van deze paragraaf) kon worden verondersteld, is hier uitgesloten, omdat daarvoor tussen de bekende nummer-series van de voorafgaande en de volgende buitenlandse transporten geen plaats is.

Toch moet de selectiegrens van 15-50 jaar worden aangehouden, omdat, naar uit de leeftijdsschaal der bekende gematriculeerden blijkt, verhoudingsgewijs juist een groot aantal mannen in de grensleeftijden (beneden 20 en boven 40 jaar) voor tewerkstelling moet zijn aangewezen (op het totaal aantal van 172 bekende gematriculeerden reeds resp. 17 en 54 man)

De "trefkans", welke op deze wijze wordt verkregen, bedraagt, zoals uit vorenstaande cijfers valt te berekenen minstens 500/677, dus (74 + x)%, waarin x het aantal mannen tussen 15 en 50 jaar voorstelt, van wie uit getuigenverklaringen is of nog zal komen vast te staan, dat zij terstond bij aankomst zijn vergast. (kunnende dit aantal niet nauwkeurig worden bepaald, omdat het onderzoek naar alle gevallen nog niet is afgesloten). De mogelijke statistische fout is dus (26 - x)%.

Het zal uit de hier vermelde gegevens tevens duidelijk zijn dat bij het aannemen van een andere selectiegrens dan die van 15-50 jaar, de "trefkans" kleiner zou worden, omdat daardoor de vermoedelijke werkelijkheid minder dicht zou worden benaderd.

De uiterste sterfdatum van degenen, omtrent wie individueel niets bekend is, moet worden gesteld op 28 Februari 1943, zoals blijkt uit de volgende statistiek van de 286 bekende gevallen van overlijden, (voornamelijk opgemaakt aan de hand van het Nummerdodenboek"):

Overleden in October 1942 geen

                      November  1942:  101 mannen

                      December 1942 :  124 mannen

                      Januari … 1943:     50 mannen

                      Februari .. 1943:       8 mannen

                      Maart ….. 1943:       2 mannen

                      April …... 1943:       1 man.

 

Bijlage IV: Samenvattende conclusie van het "Rechtstreekse Auschwitz-transport van 19 October 1942

Van de hier genoemde vertrekdatum van het transport vanuit Westerbork, worden geacht te zijn overleden op de dag van aankomst, d.w.z. op 22 October 1942, (3 dagen na het vertrek uit Westerbork), alle vrouwen, alsmede de mannen, geboren vóór 22 October 1891, de jongens geboren ná 22 October 1927.

De mannen, geboren op of tussen de vermelde data worden geacht te zijn overleden niet eerder dan 3 dagen na het vertrek uit Westerbork en uiterlijk op 28 Februari 1943.

Bron: het archief van het Rode Kruis, Publicatie Auschwitz deel III, de deportatietransporten in de z.g. Coselperiode (28 Augustus t/m 12 December 1942), uitgegeven October 1952 in Den Haag, uit hoofdstuk III, rechtstreekse Auschwitz transporten, delen uit de pagina’s 60, 62 63, 64 en 65, blz. 77, 78 79 en bijlage IV.

Alle rechten voorbehouden