Arnold van Praag, geboren in Amsterdam op 31 Augustus 1900 als zoon van Samuel van Praag en Sellie Koster, studeerde aan het Nederlands Israëlitisch Seminarie als student theologie. In 1919, 1920 en 1921 werd hij opgeroepen voor de keuringsraad van de Nationale Militie maar steeds door de Gedeputeerde Staten van Noord Holland als student theologie weer voor een jaar vrijgesteld. In Juni 1929 op grond van zijn geestelijk ambt, door Defensie voorgoed vrijgesteld van de Militie. Na zijn afstuderen bij het Semenarium verkreeg hij het diploma en theologische graad van “Maggied” (prediker) en spraakleraar.
Arnold van Praag trouwde op 16 December 1931 in Amsterdam met Henriette Oudkerk, die op 18 September 1902 in Amsterdam geboren werd als dochter van Hijman Oudkerk en Rosette Franken. Henriette’s ouders woonden in de Van der Helststraat 21g maar verhuisden later naar het Sarphatiepark 7 huis. Nadat het huwelijk gesloten was ging het echtpaar Van Praag-Oudkerk wonen in de Valeriusstraat 58 bovenhuis, waar op 5 September 1934 hun zoon Samuel Herman Robert van Praag werd geboren.
Ten tijde van de verplichte registratie van alle Joden in Nederland bij de in Februari 1941 opgerichte Joodse Raad van Amsterdam werden Arnold van Praag met zijn vrouw en zoon op 31 Juli 1942 al “teruggesteld van deportatie”. En bij zijn registratie door de Joodse Raad officieel “gesperrt wegens functie”: hij was onderwijzer en voorlezer al sinds 1 Januari 1927 bij de N.I.H.S (Nederlands Israëlitische Hoofd Synagoge) op de Houtmarkt (voor de oorlog Jonas Daniel Meijerplein), leraar bij het Seminarium van de N.I.H.S. in de Rapenburgerstraat 159, lid der Pastoralen Commissie van het Rabbinaat afdeling Zuid en godsdienstleraar bij het Instituut voor Doofstommen aan het Hortusplantsoen, waartoe hij legitimatiebewijzen kreeg met de nummers JR-256 en JR-21.
Door de “Sperre” van Arnold, waren ook zijn vrouw Henriette en zoon Samuel vrijgesteld van deportatie (bis auf weiteres). Henriette was voor de oorlog coupeuse en had haar diploma 3-jarige HBS behaald. Na de registratie bij de Joodse Raad, was op haar registratiekaart genoteerd dat zij als vrijwillige verzorgster van armlastigen werkte bij het Gem. Bureau van Sociale Zaken op de Houtmarkt 10, waartoe zij een legitimatie C-2153 van de Raad kreeg. De toen 6-jarige zoon Samuel Herman Robert van Praag was officieel gesperrt “wegens kind”.
Op 6 Juli 1943 werden Henriette van Praag-Oudkerk en haar zoon Samuel Herman Robert van huis gehaald afgevoerd naar Westerbork. Daar na aankomst werden zij ondergebracht in barak 57. Henriette’s echtenoot en vader van Samuel, Arnold van Praag volgde 4 dagen later en na binnenkomst op 10 Juli werd hij in Westerbork ondergebracht in barak 97, die bekend stond als “school”.
Op 13 Juli echter werd het gezin Van Praag op transport gesteld naar Sobibor; de deportatietrein bevatte in totaal 1988 slachtoffers, die allen, na aankomst op 16 Juli 1943 direct in de gaskamers werden vermoord, waaronder dus de 42-jarige Arnold van Praag, de 40-jarige Henriette van Praag-Oudkerk en de 8-jarige Samuel Herman Robert van Praag.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Hijman Oudkerk (1870), archiefkaarten van Henriette Oudkerk, Arnold van Praag en Samuel Herman Robert van Praag; het Amsterdamse Militie register met Arnold van Praag; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Arnold van Praag, Henriette van Praag-Oudkerk en Samuel Herman Robert van Praag en de Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl/transport 13 Juli 1943