Julia werd in 1890 geboren uit het in hetzelfde jaar gesloten tweede huwelijk van Isaak ten Brink, wonend aan de Brink 75 in Denekamp. Haar moeder was Hannchen Kleeblatt, in 1861 geboren in Lütgeneder in Midden-Duitsland.
Over de eerste twee decennia van Julia’s leven is niet meer bekend dan dat zij opgroeide temidden van joodse slagers en veehandelaars en dat zij de oudste was van zes kinderen: vier meisjes (na Julia: Rosalie, 1892; Zelma, 1896 en Adela, 1902) en twee jongens (Mauritz, 1894 en Julius, 1898). Julia werd Juulke genoemd, later in Duitsland Jülchen. Haar jongere zus Rosalie trouwde met Josef Rosenbaum uit Dortmund.
Juulkes vader Isaak combineerde aanvankelijk het beroep van veehandelaar met dat van caféhouder. Hij stond meest achter de tap terwijl zijn zonen Mauritz en Julius in vee handelden. Thuis werd plat Twents gesproken. Ten tijde van de jaarlijkse kermis op de Brink zat het café vol.
Nadat Isaak in 1932 in of naast zijn café ook een slagerij had geopend, telde het dorp Denekamp niet minder dan vier joodse slagers (én de toen 87 jaar oude sjoel aan de Vledderstraat). In die jaren ondertekende Isaak brieven met ‘I. ten Brink, Café & Slagerij’.
Op basis van beperkt beschikbare bronnen kan worden vastgesteld dat Julia in de zomer van 1912 met Adolf Löwenhardt is getrouwd. Zij vestigden zich in het pand aan de Lindenhorster Straße 235 dat eigendom was van Hermann Kleeblatt die in het naastgelegen pand (nr. 237) een winkel had. Hermann Kleeblatt was op 12 september 1874 geboren in Lütgeneder, de geboorteplaats van Julia’s moeder Hannchen. Hij was dus waarschijnlijk een oom van Julia.
In de zomer van 1913 werd Heinz, de eerste zoon van Julia en Adolf, geboren. Twee weken voor Heinz’ eerste verjaardag werd zijn vader onder de wapenen geroepen. Julia had drie jaar lang de zorg voor haar zoon en (mogelijk met hulp van een knecht) de slagerij. Haar man Adolf keerde in juni 1917 terug uit Lotharingen, 30 procent oorlogsinvalide. Ruim twee jaar later werd hun tweede zoon geboren, Werner. Beide jongens bezochten de Volksschule, gelegen schuin tegenover het ouderlijk huis, en kregen hier les van Fräulein Ehrlinghaus.
In oktober 1930 overleed Julia’s moeder Hannchen in Denekamp. In die tijd, het begin van de jaren dertig, liep de omzet van de slagerij in Dortmund jaarlijks met zo’n 25 procent terug en als gevolg van de nazihetze tegen joodse middenstanders in het voorjaar van 1933 moest ze in augustus van dat jaar aan een ariër worden verkocht. Adolf scharrelde een mager inkomen bij elkaar in het slachthuis van Dortmund. Drie jaar later vluchtten Julia en Adolf naar Nederland.