Deze bijdrage is toegevoegd via AndereAchterhuizen.nl, waar verhalen van Joodse onderduikers in kaart worden gebracht.
Jack Eljon was ondergedoken in Van der Merschlaan 52 Zeist
Jack werd door het Utrechts studentenverzet naar een familie in Zeist gebracht. Hij heette voortaan Henkie Mulder en had zijn tante beloofd nooit meer zijn eigen naam te zeggen. Jack had het erg slecht op dit adres. Hij werd geslagen en wilde niet meer eten.
Wat ze me ook voorzetten, ik at het niet. Om me te dwingen hielden twee vrouwen mijn armen vast, en kneep de derde mijn neus dicht. Op het moment dat ik naar lucht hapte, propte een van hen het eten in mijn mond. Vervolgens duwden ze mijn kaken stijf op elkaar. Maar ik kauwde niet, en zodra ze mijn kin loslieten, spuugde ik het eten weer uit. Waarna zij het er weer in propten. Slikte ik uiteindelijk wel wat door, dan gaf ik meestal weer over. Ook dat braaksel hebben ze geregeld opnieuw in mijn mond gepropt.
Toen Jack zes jaar werd mocht hij naar de kleuterschool. Daar had hij het nog redelijk naar zijn zin en kreeg ook vriendjes en vriendinnetjes. Op een ochtend werd hij bij het hoofd van de school geroepen. Zijn adres bleek verraden en hij moest halsoverkop weg.
//Ze stopten me in een bakkerskar die voor de deur van de school stond. Zodra ik eenmaal in het laaddeel van de kar zat, dat deel waar gewoonlijk brood in vervoerd werd, deed de knecht met een klap de klep dicht. Donker. Aan het gehobbel voelde ik dat de knecht wegfietste, de straat uit, het dorp uit. Na een tijd hield ik het in het donker niet meer uit, voorzichtig deed ik de klep een eindje open. De bakkersknecht reageerde onmiddellijk: ‘Die klep mag open als ik zeg dat die klep open mag.’ En hij gaf een klap op de klep. Zat ik weer in het donker.
//