Alfred Bornstein verdiende zijn brood als remisier, een tussenpersoon die effectenmakelaars klanten en orders bezorgde. Een getuige na de oorlog verklaarde dat Bornstein hem had verteld dat hij regelmatig werd ontboden door de mensen van het Devisenschutzkommando, om informatie te geven over effecten. De getuige vermoedde echter dat Bornstein door de Duitsers als V-man werd gebruikt, wat inderdaad het geval bleek. Hij hoefde geen ster meer te dragen en ook had hij nog telefoon, hoewel dat in die tijd allang voor Joden niet meer toegestaan was.
Op 29 juli 1942 refereerde Bornstein in een brief aan de werkzaamheden die hij de voorgaande twee jaar voor het Devisenschutzkommando had verricht, en vroeg vrijstelling voor zichzelf, zijn vrouw en zijn dochter Vicky. Hij wees er in die brief ook op dat hij drager van het erekruis van de Rode Kruismedaille 3e klas was en een Hongaarse oorlogsmedaille had.
Hij kreeg tweemaal uitstel van transport, maar werd uiteindelijk op grond van zijn verdiensten voor het Devisenschutzkommando met zijn vrouw en dochter naar Theresiënstadt gedeporteerd. Van daaruit werd het gezin doorgestuurd naar Auschwitz.
Bron: 'Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker', Sytze van der Zee, Amsterdam 2010.