In een advertentie van ‘Het Joodsche Weekblad, uitgave van de Joodsche Raad van Amsterdam’ van 12 september 1941 wordt het openingsconcert van een nieuwgevormd orkest aangekondigd, het ‘Joodsch Orkest te ‘s-Gravenhage’, onder leiding van Calman Hakker. Het concert wordt gegeven in Gebouw Excelsior, Zeestraat 57 te Den Haag. Op last van de bezetter is de uitvoering uitsluitend toegankelijk voor Joden. Ten gehore zullen worden gebracht werken van Mozart, Beethoven, Tartini en Fresco.
In de rubriek Binnenland van die dag wordt nog eens aandacht besteed aan het openingsconcert van dit nieuwe orkest. Van Mozart zal Eine kleine Nachtmusik gespeeld worden, van Beethoven een Romanze, het vioolconcert van Tartini, de Serenade voor strijkers opus 48 van Tschaikowski, en van de componist Alexander Fresco de eerste uitvoering van Cassazione.
Veertien dagen later, in de krant van 26 september, staat een recensie van dit concert van de hand van Lou van Strien, een bekend musicoloog uit die tijd. De opvoering heeft, schrijft Van Strien, ‘zonder twijfel uitnemende indrukken geschonken’. Hij looft de ‘sympatieke en heel-interessante intentie’ om werk van weinig bekende jonge Joodse componisten uit te voeren. ‘Men kreeg op dezen openingsavond al terstond een praktisch bewijs van dat streven namelijk door de (eerste?) uitvoering van Alexander Fresco’s ‘Gassazione’ voor viool en kamerorkest, op. 38, een klankstuk van min of meer Fransch karakter en in zijn melodische exotiek enigermate aan Milhaud herinnerend. Overigens goed en bondig geschreven’.
Even verder oordeelt hij dat de blaasinstrumenten in het werk van Fresco uitstekend klonken. Het publiek klapte zijn handen blauw, en de uitvoerenden kregen na afloop bloemen en kransen, en er werd zelfs een geschilderd portret van de dirigent aangeboden.
Hoe belangrijk ook, het is bij deze ene uitvoering gebleven, zo blijkt uit een herdenkingsartikel in het NIW van 23 sept. 1966. In dit weinig zeggende artikel worden ook nog enkele orkestleden genoemd, onder wie de violist Barend Fresco (10-7-1895 's-Gravenhage, 31-8-1943 Midden-Europa).
Nu is cassazione, of in het Nederlands cassatie, een uit de achttiende eeuw stammende muziekvorm. Het is een aaneenrijging van een aantal kleine en lichte muziekstukken, bestemd voor een opvoering in de open lucht. Mozart, Haydn en Salieri hebben een aantal gecomponeerd.
De oorspronkelijke betekenis van cassazione is natuurlijk cassatie, d.w.z. het aantekenen van beroep bij het hoogste rechtsprekende orgaan van een land, tegen een uitspraak van een lagere rechter.
Nu is het mijn stellige overtuiging, nergens op gebaseerd, ik geef het toe, dat Fresco een ernstig spel speelt met beide betekenissen. Hij schreef een mengelwerk waarvan het de bedoeling was dat het unter freiem Himmel, in een park bijvoorbeeld, werd uitgevoerd, maar dat op last van de bezetter slechts te beluisteren viel in een zaal waar alleen Joden toegang kregen.
Unter freiem Himmel was er niet meer bij voor een Joods musicus. Op de voorafgaande 15e mei werd de arisering van orkesten afgekondigd, d.w.z dat Joden uit orkesten werden verwijderd. En sinds 31 mei mocht hij geen openbare parken en zwembaden meer bezoeken. Op 15 september werd het parkenverbod aangescherpt. Overal verschenen borden Voor joden verboden. Joden mochten vanaf die datum geen parken, dierentuinen, schouwburgen, musea, cabarets, bioscopen, muziekuitvoeringen, en bibliotheken meer bezoeken.
Het is mijn overtuiging dat Fresco met zijn Cassazione een programmatische bedoeling had. Fresco gaat met zijn muziekstuk a.h.w. in cassatie bij de hoogste instantie die er is, bij God, een instantie die, zo hoopten allen vurig, de uitspraken van de lage bezettingsmacht der Duitsers binnenkort zou vernietigen.
Zoals ik zei werd er een ‘Cassazione’ aangekondigd. In het JW van 2 weken later stond, we zagen het, een bespreking van dit concert. Het stuk van Fresco wordt daar ‘Gassazione’ genoemd. Een gruwelijker zetfout heb ik nog nooit gezien. ‘Cassazione’, cassatie, wordt ineens ‘Gassazione’, vergassing, verbranding.
Ondanks het enthousiaste applaus was dit optreden in gebouw Excelsior het eerste, en meteen ook het laatste concert van dit orkest, samengesteld uit brodeloos geworden Joodse beroepsmusici, waaronder ook de violiste Nora Polak, de toekomstige vrouw van Alexander.
Het eerste spoor van Alexander is te vinden in Het Vaderland (de krant voor de gegoede liberale Haagse burgerij) van 18 april 1926, in de rubriek Residentie Nieuws. De 17jarige Alex Fresco verzorgt, zo wordt vermeld, samen met een aantal medeleerlingen van het Koninklijk Conservatorium de muziek op een voordrachtavond van de Internationale Orde van Goede Tempeliers, een internationale vereniging van geheelonthouders. Hij speelt viool.
Een jaar later, op 30 april 1927 haalt Alexander de kolommen van Voorwaarts, Sociaal Democratisch Dagblad. Hier verschijnt een stuk over een avond met uitvoeringen van leerlingen van het Conservatorium. Het 6e programmapunt luidt: Twee menuetten en Andante, composities van Alexander Fresco. Hij blijkt leerling van de ‘kompositieklasse van den heer F.E.A. Koeberg’, die een uitmuntend toondichter en paedagoog wordt genoemd. ‘In de met talent geschreven stukjes van den heer Fresco was de hand van den meester die ordent en corrigeert, te herkennen’.
Na zijn opleiding is hij van 1931 tot september 1933 verbonden aan het Haagsch Conservatorium. Zijn leeropdracht is algemene muziekleer.
Of Alexander zijn ambities als musicus en componist in de weinige jaren die hem nog gegund waren heeft kunnen waarmaken, weten we niet. De titels van de vier composities die ik vond, lijken te wijzen op enige pretentie en ambitie. Hij komt echter, zo lijkt het, in de jaren voor de oorlog niet verder dan enige lokale bekendheid. Zo nu en dan worden optredens en een enkele keer een compositie vermeld in Het Vaderland. Deze krant bericht op 18 september 1933, kort na zijn ontslag als leraar, dat een Vara-orkest op de radio Aventure Galante van hem zal uitvoeren. En in november wordt er in Den Haag door het Kamerorkest Van der Pas een compositie van zijn hand gespeeld, Microcosme. Blijkbaar een zeer modern werk, en waarschijnlijk te jazzy, want het bevalt de recensent van het Vaderland geenszins. Hij heeft er niet veel lijn in kunnen ontdekken.
Voor de komende jaren vond ik een paar korte vermeldingen van optredens als pianist op liefdadigheidsbijeenkomsten. Ik vermoed dat Alexander in deze jaren niet veel heeft verdiend met optredens en composities. Hij woonde bij zijn ouders (zijn vader was kleermaker) en zal les hebben gegeven.
Zijn laatste jaren waren zijn drukste jaren. Op 23 februari 1940 treffen we een bericht over Alexander aan in Het Nieuw Israelitisch Weekblad. Het blad bericht zijn lezers dat Alexander meegedaan heeft aan een door de Katholieke Radio Omroep uitgeschreven prijsvraag voor Nederlandse componisten. De opdracht was het schrijven van een amusements-symphonisch orkestwerk. Er werden 5 werken ingezonden, ‘waarvan het werk Modern Times gecomponeerd door Alexander Fresco met den 3de prijs door de jury werd bekroond (1ste en 2e prijs niet toegekend)’. Het stuk kwam korte tijd later in een uitvoering van de ‘K.R.O. New-style artists’ op de radio.
Mijn inziens is de titel Modern Times net als Cassazione programmatisch bedoeld. De titel verwijst natuurlijk naar de beroemde film van Charlie Chaplin Modern Times uit 1936. Iedereen in die tijd kende die film, tallozen hadden hem gezien. Op geniale wijze steekt Chaplin in deze film de draak met dictator Adolf Hitler.
In Juni 1940, Nederland is nog maar enkele maanden bezet, werd Alexander aangesteld als dirigent van ‘Haagsch Symphonie Orkest Sempre Crescendo’. Met dit orkest gaf hij tot voorjaar 1941, wanneer de arisering van orkesten wordt afgekondigd, diverse concerten op scholen, en in grote Haagse feestzalen. Het repertoire is licht. Er wordt veel geapplaudiseerd, en zelfs meegezongen met een Marsch-potpourri. Op het repertoire staat ook muziek uit de populaire musical The Geisha. Ook verzorgt hij de (ongetwijfeld spannende) muziek bij en voor toneelopvoeringen, bijvoorbeeld De zevensleutels van Baldpate, een soort crimi op toneel. ‘Na afloop bal onder leiding van den directeur A. Fresco’.
In het JW van 7 augustus 1942 staat een annonce met de bekendmaking van het huwelijk van Alexander Fresco met Nora Polak. Akevoth.org meldt dat de trouwdatum 4 augustus was. Zijn bruid heette voluit Leonora Cerine Polak. Ze is van 1917.
Nora was beroepsmusicus, en wel violiste. In het JW van 30 mei 1941 plaatste ze een advertentie voor vioolles. Ze prijst zichzelf aan als gediplomeerde van het Rijks-Conservatorium, en lid van het Joods Symphonie Orkest te ‘s Gravenhage.
Ze kenden elkaar al een tijdje. In het JW van 28 september 1941 is een advertentie geplaatst voor het oprichten van een Kinderorkestje onder leiding van Nora Polak en Alexander Fresco. Ze zoeken violistjes en cellistjes. En voor een kinderkoor verwelkomen ze graag zangertjes om kindercantates in te studeren.
Het paar heeft maar een half jaar samen kunnen zijn. Ze woonden in bij de ouders van Alexander, Samuel Fresco en Rebecca Fresco Groen, op de Hoefkade 803. Alexander is met zijn vrouw op 29 januari 1943 van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. In Auschwitz is Alexander op 30 april van dat jaar omgebracht. Zijn vrouw is meteen na aankomst in deze hel op aarde omgebracht, op 1 februari 1943.