Op 25 december 1942 worden mijn overgrootouders en oudtante gevonden op hun Haagse onderduikadres. Ze belandden op de Paviljoensgracht en blijven daar een maand. Rosette Frank-Polak probeert de achterblijvers in een brief op te beuren met de volgende woorden:
"(...) Ons verblijf in dit “hotel” is zoo ongelooflijk meegevallen! Als ze me van te voren gezegd hadden dat ik ruim 4 dagen tusschen de andere landverhuizers op de Paviljoensgracht moest doorbrengen, dan had ik er liever een eind aan gemaakt en nu hebben we ‘t werkelijk niet ongenoegelijk. Met ‘t naar bed gaan hebben we gisteravond zelfs hartelijk gelachen toen we allemaal als drenkeling op een stroomatras op een rijtje lagen, een oude dame in Vaders pyjama, en alle uitrustingsstukken om ons heen. Je moet ‘t maar van de humoristische kant trachten te zien. Hoe ‘t ons verder zal gaan? De een ziet ‘t optimistisch, de ander pessimistisch en wij moeten ‘t maar afwachten. (...)"
Op 27 januari vertrekken zij naar strafbarak 66 in Westerbork. Rosette en Louis worden op 12 februari 1943 in Auschwitz vermoord. Hun dochter Gonnie komt op 5 maart 1943 in Sobibor om.