Mozes Salomon had samen met zijn broer Salomon Salomon aan het begin van de twintigste eeuw verschillende landbouwgronden in zijn bezit gekregen. De gronden waren in 1941 nog een belangrijke bron van inkomsten voor hem, toen hij door een verordening van de nazi's gedwongen werd ze te verkopen. Een van die stukken grond was een boomgaard gelegen in de Biezen onder Vianen, die de broers in 1919 hadden gekocht en waaraan Mozes ‘zeer
gehecht’ was. Met zijn broer had hij kosten noch moeite gespaard om de boomgaard te verbeteren. Toen Salomon vanwege zijn hoge leeftijd de boomgaard wilde verkopen, had Mozes niet geaarzeld de boomgaard geheel voor zijn rekening te nemen, ‘aangezien de boomgaard na de zorgen en moeite daaraan besteed, voor hem veel meer beteekent dan een willekeurig stuk land’. Mozes Salomon schreef in een poging om onder de gedwongen verkoop uit te komen dat hij en zijn broer ‘van kindsaf als eenvoudige lieden te Vianen woonachtig zijn geweest, steeds met de bevolking van Vianen, als eenig Joodsch gezin te Vianen in zeer goede verstandhouding te hebben geleefd, zonder zich in eenig opzicht met politiek te bemoeien’.
M-J Vos en S. ter Braake, Rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog van geroofd Joods onroerend goed (Amsterdam 2013) 18
Verhaal