Ernst Jakob Hesdörffer werd geboren op 18 april 1926 in de Duitse badplaats Bad Kreuznach, als tweede en jongste zoon van Karl Hesdörffer en Johanna Joseph. Hij had een drie jaar oudere broer, Heinz.
Zijn ouders waren in juni 1921 getrouwd en vader had samen met twee broers van hem een chocholade- en suikerwarenfabriek in Bad Kreuznach. Hij overleed in juni 1934.
Na de Kristallnacht vond moeder het niet meer verantwoord haar kinderen in Duitsland te laten, en ze stuurde haar zoons naar Nederland, waar Ernst en zijn broer Heinz op 30 maart 1939 aankwamen. Zelf probeerde ze naar Engeland te ontkomen, maar al haar pogingen mislukten.
Net voor de Duitse inval in Nederland in mei 1940, had Ernst’s broer Heinz visa voor de Verenigde Staten weten te regelen. Op basis hiervan lukte het hem om zijn moeder naar Nederland te laten komen, vier dagen voordat het Duitse leger de grenzen overschreed.
Toen op 10 mei de oorlog uitbrak, vervielen alle mogelijkheden om nog naar het buitenland te ontkomen. Emigratie naar de Verenigde Staten lukte niet meer, en ook een nieuwe aanvraag voor Cuba mocht niet baten.
Alle Duitse joden moesten uit het kustgebied weg, waarop Ernst’s broer Heinz naar Arnhem verhuisde. Ernst mocht, omdat hij nog geen 15 jaar was, in Dordrecht blijven. Hij woonde in huis bij het gezin Katan op de Levensverzekeringstraat, en vond werk als electriciën bij de firma Bakker.
Ernst’s moeder ging in december 1941 terug naar Duitsland. Ze trok in bij haar zus in Fulda en wist werk te bemachtigen in een voor de Duitse oorlogsindustrie belangrijk bedrijf. Hierdoor dacht ze veilig te zijn, maar toen de deportaties in april 1942 begonnen, was haar veiligheid van korte duur. Op 30 mei 1942 werd ze vanuit Fulda naar het oosten gedeporteerd.
Midden augustus 1942 ontving Ernst een oproep voor tewerkstelling in Duitsland. Ondanks dat de heer Katan secretaris bij de Joodse Raad was, kon hij niets voor zijn pleegzoon doen. De voorzitter van de Joodse Raad weigerde een vrijstelling voor Ernst te ondertekenen. Broer Heinz wist net op het nippertje via de Joodse Raad in Amsterdam alsnog een vrijstelling te verkrijgen, waardoor Ernst voorlopig was gesperrt.
Begin november 1942 viel de Duitsers een lijst in handen, met hierop de namen van joodse gemeenteleden in Dordrecht, in wiens huizen de Tora-rollen waren verborgen. Als represaille werd een aantal leden van de Joodse Raad opgepakt, waaronder de heer Katan, de pleegvader van Ernst.
Ernst kreeg een onderduikadres aangeboden van een Dordrechtse familie, maar door de smeekbeden van mevrouw Katan om haar niet alleen te laten met drie kleine kinderen, besloot hij te blijven waar hij was. De ochtend van 11 november werd hij opgepakt, samen met mevrouw Katan en haar kinderen. Net voordat hij naar zijn werk zou gaan, reed de overvalwagen voor op de Rozenhof, waar het gezin inmiddels naartoe was verhuisd.
Broer Heinz probeerde uit alle macht iets voor Ernst te doen, maar al zijn moeite bleef zonder resultaat. Het transport vanuit Dordrecht werd via de Joodse Schouwburg in Amsterdam ongeopend doorgezonden naar Westerbork. Toen dit bericht doorkwam, diende Heinz haastig een aanvraag in bij commandant Gemmeker, om Ernst als zijnde electriciën in Westerbork te houden. Zolang de aanvraag liep, zou Ernst gesperrt zijn tot er een beslissing was genomen.
Door een grote vergissing liep het echter anders. De kopie van de aanvraag werd niet naar de kampregistratie gezonden, waardoor Ernsts kaart in de cartotheek bleef zitten en hij op de transportlijst van 21 november 1942 kwam te staan. Toen de vergissing werd beseft, werd nog uit alle macht geprobeerd hem van de lijst af te krijgen, maar al deze pogingen hadden geen succes.
Begin december 1942 kwam het bericht door dat de aanvraag die broer Heinz had ingediend was goedgekeurd, maar toen was Ernst al in Auschwitz. Hij was na zijn aankomst geschikt bevonden voor werk, en wist zich nog 3 maanden staande te houden in het kamp. Eind februari 1943 stierf hij.
Broer Heinz werd in maart 1943 opgepakt en naar Westerbork gebracht, vanwaar hij via Theresiënstadt naar Auschwitz werd gedeporteerd. Hij overleefde diverse concentratiekampen en werd in mei 1945 bevrijd.
Ernst Hesdörffer werd 16 jaar.