Julius Wolff was een zoon van Levie Wolff, slager en veehandelaar, en Ida Jacobsohn. Hij trouwde op 9 augustus 1911 in Tilburg met Betsy Gersons, dochter van Levie Gersons, koopman in textielafval, en Leentje de Jonge. Het echtpaar kreeg drie kinderen, waaronder de zonen Louis en Ernst. De laatste speelde viool.
Julius (roepnaam Jules) Wolff deed HBS-B en vervolgens staatsexamen. Hij studeerde wis- en natuurkunde in Amsterdam, waar hij bij zijn leermeester J. Korteweg promoveerde op het proefschrift 'Dynamen, beschouwd als duale vectoren'. Van 1907 tot 1917 was hij leraar in het middelbaar en gymnasiaal onderwijs in Meppel, Middelburg en Amsterdam. In 1917 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit in Groningen, en in 1922 aan de Universiteit in Utrecht. Daarnaast was hij onder meer wiskundig adviseur van de levensverzekeringsmaatschappij 'Eigen Hulp' te ‘s Gravenhage. Hij werd zes keer bekroond voor de oplossing van prijsvragen van het Wiskundig Genootschap.
Zoon Louis Wolff stierf op 11 mei 1940 in Amsterdam. Julius Wolff, zijn vrouw Betsy en hun tweede zoon Ernst hadden een zogenaamde sperre. Zij stonden zowel op de Barneveldlijst (om opgenomen te worden in de Barneveldgroep), als op de Gerzon-lijst. Het ging hier om mensen die bij de kledingzaak Gerzon werkten en daarom door de bezetter nuttig werden geacht voor de oorlogsindustrie. Meer vertrouwen werd gelegd in de Gerzon-lijst. Het gezin is met de Gerzon-groep vanuit Westerbork op transport gesteld naar Bergen-Belsen. Daar zijn zij alle drie omgebracht. Julius Wolff heeft in Bergen-Belsen nog college gegeven.
M. Wolff, De nakomelingen van Wolff ben Eleazar en Moshe ben Gompertz Halevi, 1695-1995 (Arnhem, 2001) 196-200
Van dit huishouden is ook een JOKOS-dossier (nummer 60651) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk.
Verhaal