David Sanders en zijn echtgenote Clara Keizer zaten ondergedoken bij een weduwe in de Eerste Helmersstraat in Amsterdam. Clara had last van astma en daarom bezocht ze een heilgymnast. David begeleidde zijn vrouw. Een van de leden van de Kolonne Henneicke die gespecialiseerd was in het herkennen van joden op straat, arresteerde het echtpaar eind augustus 1943. Ze moesten mee naar het bureau van Henneicke aan de Noorder Amstellaan.
Clara en David hadden drie kinderen die verspreid zaten ondergedoken: Marie Lena ('Marleentje' genoemd) en Elbert Daan (Bertje) bij het gezin J.I. Hollebrands aan de Hugo de Grootstraat 70 te Sliedrecht en Eline bij een boer in Barchem. Het lid van de Kolonne Henneicke dat de ouders had opgepakt, eiste van hen de adressen waar de kinderen zaten. Zij weigerden de adressen te noemen, maar zwichtten na zware fysieke mishandeling.
A. van Liempt, Kopgeld. Nederlandse premiejagers op zoek naar joden, 1943 (Amsterdam 2002) 85-86
Verhaal