Verhaal

Gezin Izaak Goubitz

De familie Goubitz verhuisde kort voor de oorlog naar Schiedam, Rembrandtlaan 83b. Daar begonnen zij een winkel in herenconfectiekleding: Hollandsch Kledinghuis. Goubitz was eigenaar, filiaalhouder van het Amsterdams grootwinkelbedrijf de NV Nederlandsche Kleedingmaatschappij.
Toen de winkel onder de Duitse bezetting in gevaar kwam, werd de volgende constructie bedacht. Er kwam een niet-joodse winkelbediende die bereid was een geheime en op vertrouwen gebaseerde overeenkomst met hem aan te gaan.
In 1942 werd duidelijk dat het gezin zou moeten onderduiken. Er werden plannen gemaakt. De familie zou zich verschuilen in het landhuis De Hoefslag, halverwege tussen Bilthoven en Soest. Op zondag 19 juli, de dag van de eerste grote fietsenvorderingen, waagde de familie de tocht naar het onderduikadres. Een neef kwam de familie halen. Met zijn vieren gingen zij te voet naar het Marconiplein in Rotterdam. Ter hoogte van het Witte Dorp werden de losjes op de kleding bevestigde sterren verwijderd. Per tram, intussen voor joden verboden, ging het naar het Station Maas. Vandaar via Utrecht, waar werd overgestapt, naar het Station Den Dolder. Dan was het nog een half uur lopen naar De Hoefslag.
Na enige tijd werd een inval gedaan en het gezin werd overgedragen aan de plaatselijke politie van Soest. Een inspecteur zag kans het gezin weer te laten onderduiken en wel in het Utrechtse Diacones-senhuis. Er waren daar meer onderduikers.
Toen de winkelbediende uit Schiedam op bezoek kwam, vertelde de familie Goubitz over hun verblijf in het ziekenhuis. Ze brachten een deel van de dag door op bed, opgesloten in een kamer, en waren aangewezen op de diensten van het huis. Ze hadden weinig contacten met andere mensen. En in die situatie moesten zij de afwisselend ongunstige en gunstige oorlogsberichten verwerken. Met de gezondheid ging het niet zo goed; Lea had suikerziekte, Izaak kreeg hartklachten. Maar zij hielden elkaar overeind, daarin geholpen door de zorgzame verpleegsters, die steeds de pasgeboren baby’s kwamen tonen. En verder putten zij hoop uit de langzaam beter wordende positie van de geallieerde krijgsmachten. Er kwam echter ook slecht nieuws. Goubitz vertelde zijn gasten dat hij iets over massavergassing had gehoord.
In april of mei 1944 werd het Utrechtse Diaconessenhuis door de Duitsers en hun Nederlandse hand-langers uitgekamd. Alle joden werden naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam overgebracht om vandaar naar Westerbork en verder te worden getransporteerd.
Toevoeging van een bezoeker van de website

De neef die de familie kwam ophalen was zelf met zijn gezin ondergedoken in de Hoefslag. De neef die voor illegaal werk door de Duitse bezetter gezocht werd was zelf niet veel aanwezig maar zijn vrouw en kinderen wel. Izaak, zijn vrouw Lea en dochter Mary hebben korte tijd in een caravan op het terrein van de Hoefslag gewoond. Vanuit het landhuis had men een redelijke blik op de weg die er naar toe leidde. Om tijdig voor razzia's te waarschuwen was er een geïmproviseerde belverbinding tussen het landhuis en de caravan gemaakt. Tijdens een inval (vermoedelijk verraad) werd het gezin nog tijdig gewaarschuwd. Izaak en Lea achten het niet mogelijk om nog veilig te kunnen wegkomen maar ze gaven dochter Mary de raad om nog snel de bossen in te vluchten. Mary wilde niet zonder ouders vluchten en zo werd het gezin in zijn geheel weggevoerd.
Toevoeging van een bezoeker van de website

Zie voor meer informatie over de familie:
B. van Bochove, S. Louis en H. Noordegraaf eds., Schaduwen over Schiedam. Gebeurtenissen en belevenissen tijdens de bezettingsjaren 1940-'45 (Schiedam 1995)

Van dit gezin is ook een JOKOS-dossier (nummer 50872) aanwezig op het Gemeentearchief van Amsterdam. Voor inzage is toestemming nodig van de stichting Joods Maatschappelijk Werk.