Verhaal

Gezin Sophia Engel-Heijmann

De zangeres Sophia (Sophie) Heijmann had in Parijs gestudeerd bij Pauline Viardot-Garcia en Mathilde Marchesi. Zij maakte concertreizen in Frankrijk en Duitsland en zong bij het Grand Théâtre te Gent en het Théâtre Royal Français in Den Haag. Massenet zou eens tegen de jonge sopraan hebben gezegd: ‘Non seulement vous chantez comme un rossignol, mais votre façon de dire est si intelligente, si vivante, que je m’empresse de vous faire part de mes impressions.’

Op 7 september 1895 maakte Sophia in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam haar debuut bij de Nederlandsche Opera (directie C. van der Linden), in de rol van Valentine in De hugenoten. Ook trad zij bij dit gezelschap op in de titelrol in Lakmé en in Manon.

Tussen 1900 en 1902 was Sophie verbonden aan het Theater des Westens in Berlijn, waar ze tot in de jaren dertig woonde en een eigen gezelschap formeerde dat opera’s van oude meesters opvoerde: Pergolesi, Gluck, Haydn, Grétry. Ook trad zij op in de Komische Oper Berlin (1907) en het Leipziger Opernhaus. Tijdens de Eerste Wereldoorlog trad ze in Nederland op bij een klein rondreizend gezelschap dat onder leiding stond van de vermaarde concert- en liederenzanger Anton Sistermans (1865-1926).

Volgens de dirigent en zangpedagoog Anton Averkamp bekoorde Sophie Heijmann zowel door haar stem als door haar spel. Zij was klein, sierlijk van gestalte en oorspronkelijk was dat ook met haar stem het geval. Deze ‘zat’ echter prachtig en daarom kon zij hem tot een aanzienlijke kracht doen groeien. Sophie was een van de zeven dochters van de ‘Gneser chazzan’ Isaac Heijmann (1829-1906), gedurende vijftig jaar opper-voorzanger in de Nederlandsch-Israëlitische Hoofdsynagoge te Amsterdam en ook bekend als componist van synagogale muziek. Sophie Heijmann trouwde in 1902 met de ‘Perzische hofdentist’ Moritz Engel.

Zusters van Sophie waren Louise Heijmann, die al eerder bij de Nederlandsche Opera had gezongen, en de pianiste Johanna (Hanna) Heijmann (1870-1943). Johanna, een leerlinge van Julius Röntgen en Eugen d’Albert, concerteerde in Duitsland, Oostenrijk en, vooral na de eeuwwisseling, in Engeland (zij woonde lange tijd in Londen). Ook trad zij vaak op met het Böhmisches Streichquartett. Anton Rubinstein beschouwde haar als de legitieme opvolgster van Clara Schumann. Over een recital van Sophie en Johanna Heijmann schreef de Kölnische Zeitung in 1898: ‘Wie die Eine spielend singt, so spielt die Andere singend.’
Toevoeging van een bezoeker van de website