Jacob Glasbeek (roepnaam Jaap) was een zoon van Hartog Glasbeek (1839-1921) en Gezina Bonnettemaker (1842-1910). Jacob was gehuwd met Klara van Praag. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren: Hartog, Jochem en een kind dat de oorlog heeft overleefd.
Jacob had alleen lagere school gevolgd, maar hij was zeer belezen en had een brede belangstelling. Hij was vooral geïnteresseerd in geschiedenis. Naast zijn werk als sigarenmaker, was hij actief als hoofdbestuurder van de Nederlandsche Sigarenmakers- en Tabakbewerkersbond. Zijn bijnaam "de advocaat" had te maken met het feit dat hij het vaak opnam voor collega's. Bij verschil van mening zorgde Jacob vaak voor goede oplossingen.
Jacob wist veel over zijn voorouders. Hij wist dat zijn grootvader Zadok Glasbeek als jongetje op de schouders van zijn vader Mozes Levie Glasbeek de intocht van Napoleon in Amsterdam had gezien. Het verhaal dat hij daarbij vertelde was dat Napoleon zoveel jonge sterke joodse mannen langs de weg zag staan dat hij die ook als soldaat wilde rekruteren. Mede in verband daarmee kregen joden met de komst van de Fransen volledige burgerrechten.
Jacob Glasbeek was, zoals veel joodse arbeiders, lid van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Voor Jacob was de oorlog verloren toen de voorzitter van de afdeling van het Instituut van Arbeidersontwikkeling in Amsterdam-Noord hem meedeelde dat het maar goed was dat de joden hun belangrijke posities kwijtraakten.
Toen het er tijdens de oorlog werkelijk op aan kwam, lukte het niet om voor het gezin Glasbeek onderduikadressen te vinden. Van het gezin met drie kinderen, heeft slechts één van de kinderen de oorlog overleefd. Jacob van Glasbeek leefde in 1941 gescheiden van zijn gezin.
Toevoeging van een bezoeker van de website
Biografie