Sientje Bosboom was een dochter van Mozes Salomon Bosboom (een zoon van Salomon Mozes Bosboom en Annaatje Barend Kroese), en Vogel van der Glas (een dochter van Joel Jesaijas van der Glas en Schoontje Jochem Hes). Sientje’s ouders trouwden in Amsterdam op 16 Augustus 1865.
Zij trouwde op 18 December 1895 in Amsterdam met Lucas Dreese, een zoon van Abraham Dreese en Schoontje Cohen. Het echtpaar kreeg vier kinderen, t.w. Jeannette, Abraham, Maurits en Vogelientje. Jeannette en Abraham zijn tijdens de Sjoa vermoord, net als hun ouders; de beide andere kinderen hebben de Sjoa overleefd.
Sientje werd geboren in een gezin met in totaal zeven kinderen waarvan zij zelf, Jesaia, Klaartje en Heintje tijdens de Sjoa zij vermoord. Haar broer Salomon stierf in 1923 en haar broer Joel in 1939. Vermoedelijk heeft haar broer Emanuel de oorlog overleefd.
Sinds October 1938 woonde Sientje Bosboom met haar man Lucas Dreese in de Courbetstraat 31 hs in Amsterdam. Ook Sientje’s dochter Vogelientje woonde daar, samen met haar echtgenoot Meijer Polak en dochtertje Renee Beatrix. Voordien woonden allen in de Amsterdamse Eerste Helmersstraat 114 hs.
Sientje's man Lucas Dreese echter werd al in September 1942 opgepakt en is op 18 September 1942 vanuit Kamp Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz waar hij drie dagen later bij aankomst op 21 September onmiddellijk werd vermoord.
Sientje Bosboom zelf werd op 4 November 1943 gearresteerd. Zij droeg geen ster en had een vervalst persoonsbewijs bij zich. Haar schoonzoon Meijer Polak , een zoon van Nathan Meijer en Rebecca Plotz, en zijn vrouw Vogelientje Dreese en haar kleindochter Renee Beatrix waren ondergedoken in Amsterdam. Behalve Vogelientje werden ook Meijer Polak en dochterje Renee Beatrix opgepakt in de Amsterdamse Kinkerstraat wegens het niet dragen van ster en het hebben van vervalste persoonsbewijzen. Sientje en Meijer werden op 6 November 1943 als “strafgeval” naar Kamp Westerbork overgebracht; het 4-jarige dochtertje Renee Beatrix werd ook meegestuurd. Zij verbleven in de strafbarak 67 totdat zij op 16 November werden gedeporteerd naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar op 19 November 1943 werden Sientje Dreese en haar kleindochter Renee Beatrix Polak onmiddellijk vermoord. Meijer Polak daarentegen heeft ongeveer vier maanden dwangarbeid moeten verrichten en is op 31 Maart 1944 om het leven gebracht.
Sientje’s zoon Maurits is in Januari 1940 geëmigreerd naar New York en heeft de Holocaust niet meegemaakt. Op 31 October 1942 is er via het Rode Kruis een brief bestemd voor Lucas Dreese aangekomen met als afzender Maurits Dreese, 68-38, Yellowstone Blvd, Forrest Hills (L.I.) New York. Maurit’s vader echter was toen al niet meer in Kamp Westerbork; hij was op 21 September 1942 vermoord.
Ook Sientje’s dochter Vogelientje Dreese heeft de oorlog overleefd. Zij was ondergedoken. Volgens gegevens op haar registratiekaart van de Joodse Raad was zij “gesperrt” wegens “weermacht”. Zij was o.a. leidster lichamelijke oefeningen en verbleef daardoor in het Rijks Opvoedingsgesticht in Maarsbergen. Volgens aantekeningen op haar registratiekaart heeft zij op 28 November 1946 contact opgenomen met de pleegouders van haar kleindochter Renee Beatrix Polak in de M.H. Trompstraat 12 in Amsterdam. Als alleenstaande vrouw is zij op 41-jarige leeftijd op 20 December 1946 met de S.S. Westerdam vanuit Rotterdam naar New York geëmigreerd.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Maurits Bosboom, Meijer Polak, Lucas Dreese en de woningkaart van de Courbetstraat 31 in Amsterdam; www.familysearch.org, het scheepsmanifest van de Holland America Lijn betr. de niet-Amerikaanse passagiers (Vogelientje Dreese) die in de haven van New York arriveerden; www wiewaswie.nl; het boek De oorlog die Hitler won van H. Wielek (Amsterdam 1947) 290; en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Sientje Dreese-Bosboom, Lucas Dreese, Meijer Polak, Renee Beatrix Polak en Vogelientje Polak Dreese.