Kamp Westerbork is in 1938 gebouwd op kosten van de joodse gemeenschap in Nederland als opvangkamp voor Duits-joodse vluchtelingen, maar kreeg op 1 juli 1942 de officiële status van doorgangskamp. Het kamp kwam toen onder het gezag te staan van de bevelhebber van de Sicherheitspolizei en de SD. Vanuit Westerbork werd het grootste deel van de bijna 107.000 weggevoerde joden naar het Oosten gedeporteerd.
Ook enige honderden Sinti en Roma en enkele tientallen (niet-joodse) verzetsstrijders zijn via Westerbork gedeporteerd. Aanvankelijk vertrokken de treinen vanaf het station in Hooghalen, later werd de spoorlijn doorgetrokken tot in het kamp zelf.
Het kampleven was vol psychische en fysieke ontberingen. De gevangenen woonden in barakken, mannen en vrouwen gescheiden, waar nauwelijks ruimte was en zeker geen plaats voor privacy. De hygiënische omstandigheden lieten te wensen over, er waren luizen en vlooien, en ook het voedsel was slecht. Er waren speciale strafbarakken, waar onderduikers in terecht kwamen. Tegelijkertijd werden er cursussen gegeven in het kamp, konden er boodschappen gedaan worden met 'kampgeld' en liet kampcommandant Albert Konrad Gemmeker regelmatig getalenteerde joodse artiesten en musici optreden. Sommige gevangenen hadden baantjes in het kamp en hoopten op die manier van deportatie vrijgesteld te worden.
Aanvankelijk vertrokken de treinen naar het Oosten met een onregelmatig 'dienstrooster'. Vanaf februari 1943 was er iedere dinsdag een transport. De selectie van gevangenen die mee moesten op transport, werd gemaakt onder supervisie van de kampkommandant. 93 treinen zijn van hieruit naar het Oosten vertrokken, de meeste naar Auschwitz, maar in de periode van maart tot juli 1943 gingen er ook transporten naar Sobibor.
Voor meer informatie, foto's, filmpjes en geluidsfragmenten over het leven in Westerbork zie:
www.westerbork.nl