Abraham (Harry) Slager was een zoon van Gerson Slager en Betta Spits. Uit zijn eerste huwelijk met Sophia Jacobs (die voor de oorlog stierf) kreeg hij twee kinderen die de oorlog hebben overleefd. Zijn zoon Max kreeg hij met zijn tweede vrouw.
Vanwege zijn openlijk geuite anti-Duitse sentimenten is hij in 1941 opgepakt in Enschede. Hij werd op 17 april naar Buchenwald overgebracht, waar hij bij de in Amsterdam tijdens de februari razzia's opgepakte groep Joodse mannen werd gevoegd. Op 22 mei 1941 werd hij naar Mauthausen gedeporteerd, waar hij in Block 15 werd geplaatst. Volgens de kampregistratie kwam Harry op 6 september 1941 om het leven. Het vermoeden bestaat echter dat hij al een maand eerder, op 13 augustus, in de gaskamer van Slot Hartheim was vermoord. In de registers staat als doodsoorzaak ‘laryngitis diphtherica’ genoteerd.
Bron: Stadsarchief Amsterdam, De razzia's van 22/23-02-1941. Het lot van 389 Joodse mannen
Voor een biografische aantekening zie: H.E. Dominicus, Mauthausen. Een gedenkboek (2e herziene en uitgebreide druk; Amsterdam 1999) 142.