Sebilla Meiler was een dochter van de Rijksveldwachter Abraham Meiler en Henriette Coopman. Op 16 November 1933 trouwde zij op 47-jarige leeftijd in Rotterdam met de 61-jarige niet-Joodse Johannes Maria Josephus Bak, een zoon van Martinus Bak en Geertruida Haleboer. Sebilla kwam uit een gezin met vijf kinderen, waarvan Marcus, Sophia en zijzelf tijdens de Sjoa zijn vermoord. Haar zuster Sara en broer Karel hebben de Holocaust overleefd. Haar vader overleed al ver voor de oorlog in 1896 en haar moeder in 1937.
Sebilla was opgeleid als verpleegster en in April 1914 woonde intern zij in de Rijks Kweekschool voor Vroedvrouwen in de Henegouwerlaan 72 in Rotterdam als leerling-vroedvrouw. Na één jaar, in April 1915 verhuisde zij naar haar moeder, Henriette Meiler-Coopman die sinds 1902 in Hillegersberg woonde, waarna zij in Augustus 1915 verhuisde naar de Eerste Helmersstraat 104 in Amsterdam.
Vóór haar huwelijk in November 1933 heeft Sebilla enige tijd als verpleegster in Kota Radja (Ned. Oost Indie) verbleven. Na haar huwelijk met Johannes Bak woonde zij met haar man in Voorburg.
Haar niet-Joodse man heeft de oorlog overleefd. Volgens haar registratiekaart van de Joodse Raad is Sebilla Meiler vanuit Kamp Westerbork op 17 Augustus 1942 gedeporteerd naar Auschwitz, waar zij bij aankomst aldaar op 19 Augustus 1942 direct werd vermoord.
Stadsarchief Rotterdam, bevolkingsregister betr. de familie Meiler, gezinskaarten Sebilla Meiler, huwelijksakte Rotterdam Bak/Meiler en het archief van de Joodse Raad, kaart van Sebilla Meiler.