Biografie

Over Jetje Kroonenburg en Louis Gosler

geschreven door haar dochter Hanneke

Mijn opa Isaac Kroonenburg was een zoon van Abraham Kroonenburg en Theresia (Tserle) Hartog. Hij was op 16 October 1918 in Amsterdam getrouwd met Henriette Goudeketting, een dochter van Raphael (Voli) Goudeketting en Betje Bolle. Dit hield in dat dit huwelijk gevierd werd twee maanden na het overlijden van Henriette’s moeder Betje Bolle, die op 22 Augustus 1918 op de Joodse begraafplaats in Diemen is begraven.

Opa Isaac (Jacky) Kroonenburg (14-9-1895) had op de Zwanenburgwal 22-24 (ja ook op nr. 24), een kapperszaak met een bediende, Salomon (Sally) Vreeland. Mijn grootvader ging ‘s-morgens heel vroeg zijn klanten op bed scheren en dan kreeg hij tips voor de beurs, en hierdoor werd hij een welgesteld man. Maar omdat hij een bescheiden karakter had en loyaal aan de Joodse Gemeenschap was, bleef het gezin op de Zwanenburgwal wonen.

Opa’s bediende Sally was toen getrouwd met Annie Wertheim en hadden een zoon Machiel. Later trouwde Annie Wertheim met Levi (Leo) Groenteman en kwam daardoor bij mij in de familie. Het gezin woonde op de Zwanenburgwal boven de zaak. Mijn oma heeft een beroerte gehad (nebbisj) tussen 1920 en 1926, dus voordat het tweede kind Abraham (Appie) Kroonenburg was geboren. Mijn moeder, Jetje (Beppie)  Kroonenburg is in 1920 geboren en in 1926 kwam Appie ter wereld.

Door de haar beroerte had mijn oma een zwaar leven - geen leven eigenlijk: zij was verlamd. Er was wel personeel om haar te verzorgen, maar mijn moeder, Jetje (Beppie)  moest altijd bij haar zitten. Na het huwelijk van mijn moeder met Louis Gosler, was er dus geen dochter Jetje meer, die bij haar kon zitten en besloot mijn grootvader te verhuizen naar Pension Bonewit op de Plantage Parklaan 9 in Amsterdam. Toen mijn opa en oma van daar werden weggehaald en het in de ogen van de Duitsers niet snel genoeg ging, werd zij zonder meer van de trap naar beneden gegooid en in een veewagen afgevoerd, aldus buren die daarvan getuige zijn geweest.

Op de kleuterschool hebben opa Jacky en Abraham Gosler (de vader van Louis Gosler), afgesproken, dat hun kinderen met elkaar zouden trouwen. Dat gebeurde dus ook: op 24 Januari 1940 was op het dakterras van Hotel Krasnapolski in Amsterdam de choepa en het feest was binnen. (zie foto).

Louis en Jetje gingen met hun ouders cq schoonouders wonen op de Nieuwe Prinsengracht 20h. En dat ging maar een half jaar goed, want mijn moeder wilde heel graag een eigen huishouding gaan voeren. Daarna , tot aan de oorlog woonden zij op de Muiderstaat 4a III.

Tijdens de Februaristaking liepen Louis Gosler en zijn vrouw Jetje/Beppie gearmd over straat, toen Duitsers Louis van de arm van zijn vrouw losrukte, dat ondanks het feit dat Louis een sterke man was en een goede worstelaar was. Mijn moeder, Jetje (Beppie) raakte toen zo in paniek dat zij van angst in de Muidergracht is gesprongen en zich vastklampte aan de houten balken waarna haar handen vol houtsplinters zaten. Daarna woonde Jetje niet meer alleen in het huis op de Muiderstraat; haar vriendin Engel kwam toen bij haar inwonen en zorgde voor gezelschap.  Jetje's echtgenoot Louis werd, nadat hij bij die razzia opgepakt, naar Mauthausen gestuurd. Hij was een sterke en gezonde man en beoefende de worstelsport maar heeft het in Mauthausen maar zo'n 6 maanden kunnen volhouden voordat hij daar werd vermoord.

Jetje's vader adviseerde om onder te gaan onderduiken, hetgeen zij helemaal alleen heeft gedaan, tweede helft 1942 – in Den Haag , daarna in Rotterdam en zij werd overal verraden – vluchten over de daken enz. Uiteindelijk heeft zij toch de Holocaust weten te overleven.

Bronnen: Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten en woningkaarten en persoonlijke herinneringen van dochter Hanneke.  Geplaatst namens Hanneke van der Leden door de Redactie Joods Monument.

Alle rechten voorbehouden