Verhaal

Rosette Susanna Manus

Door: Robby

Rosette Susanna Manus was de tweede van zeven kinderen in een gegoed liberaal Joods gezin. Rosa ging naar de MMS in Amsterdam en daarna naar een kostschool in Zwitserland. Zij wilde graag gaan werken, had plannen voor een modewinkel, maar haar vader verbood het haar. Een meisje uit hun kringen ging niet werken voor de kost. Liefdadigheidswerk, wat wel voor meisjes uit haar kringen was toegestaan, bevredigde haar niet. Via het damescircuit in Amsterdam werd haar gevraagd mee te doen aan een klompendans tijdens het derde internationale congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in 1908. Ze stemde daarin toe en ging bovendien helpen bij de informatiestand voor buitenlandse gasten, omdat haar kennis van vreemde talen daar goed van pas zou komen. Dit was het begin van haar betrokkenheid bij vele congressen en evenementen van de Wereldbond en de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Zij raakte goed bevriend met de presidente van de Wereldbond, Carrie Chapman Catt, en maakte in 1922 met haar een wereldtournee. Rosa Manus beschikte over organisatietalent en goede sociale vaardigheden. Ze wist kloven tussen mensen te overbruggen en ontwikkelde een stevig internationaal netwerk. Ze nam zitting in besturen van onder andere de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, later Vereniging van Staatsburgeressen, de Wereldbond en de Internationale Vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid. Rosa organiseerde samen met Mia Boissevain de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ waar 300.000 bezoekers op af kwamen. Ook was ze betrokken bij de pacifistische beweging. In 1932 wist ze meer dan 8 miljoen handtekeningen bij elkaar te krijgen van vrouwen uit 56 landen, die zij overhandigde aan de voorzitter van de Volkenbond tijdens de ontwapeningsconferentie in Genève. Hij was onder de indruk en vroeg haar om mee te werken aan de organisatie van het Rassemblement Universel pour la Paix in 1936 waar zoveel mogelijk vredesorganisaties uit zoveel mogelijk landen bijeen moesten komen in een protest tegen oorlog en fascisme. In 1935 richtte Rosa Manus samen met Johanna Naber en Willemijn Posthumus-van der Goot het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) op. Daar kon Rosa haar collectie documentatie kwijt die zij in de loop van de jaren had verzameld en het archief van Aletta Jacobs dat zij had gekregen. Kort voor de inval van Duitsland in Nederland bracht zij ook haar eigen archief over naar het IAV, omdat zij hoopte dat het daar veiliger zou zijn dan bij haar thuis. Het bleek niet zo te zijn, een paar maanden later werd het IAV helemaal leeggehaald en verdween al het materiaal naar Duitsland. Zij was zich goed bewust van de dreiging die er voor haar als Joodse van het nazisme uitging. In 1933 was zij voorzitster geworden van het Neutraal Vrouwen-Comité voor Vluchtelingen dat de Joodse vluchtelingen uit Duitsland steunde. Op 16 augustus 1941 werd Rosa Manus, al voor de tweede keer, gearresteerd vanwege haar “pacifistische en internationale neigingen”. Dit keer mocht zij niet naar huis terug. Eerst ging zij naar de gevangenis in Scheveningen, later werd zij getransporteerd naar Ravensbrück. Vanaf dat moment is haar geschiedenis onduidelijk. De familie kreeg in mei 1942 een melding uit Ravensbrück dat Rosa was overleden, maar het Rode Kruis gaf na de oorlog 28 april 1943 als overlijdensdatum op. Deze laatste datum wordt nu als de meest waarschijnlijke datum aangehouden, aangezien de overlijdensberichten die door nazi’s werden verstuurd vaak onjuist zijn gebleken. In 1936 werd Rosa Manus benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau. Tijdens een bijeenkomst van de Wereldbond voor Vrouwen is op het familiegraf op begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam een gedenksteen voor Rosa Manus geplaatst.

Bron: WesterborkPortretten