Verhaal

Toespraak bij de onthulling van Stolpersteine

Toespraak Rita Creveld bij de onthulling van Stolpersteine voor het gezin Bilderbeek-Bromet voor de Buitenkant 26 te Zwolle, 2 februari 2018.

Geachte aanwezigen en leden van de Stolpersteinegroep,

Mijn naam is Rita Creveld, geboren in Utrecht in 1937. Ik ben een volle nicht van Corrie Bromet. De heer Den Otter heeft mij gevraagd enige woorden te zeggen op deze herdenking. Hoewel ik de familie persoonlijk niet heb gekend en de verhalen alleen uit overlevering heb vernomen, wil ik toch uit respect voor de familieleden die zijn vermoord mijn gevoel tot uiting brengen.

Alle drie mijn moeders zusjes, hun mannen en kinderen zijn 19 februari 1943 vermoord. Ik spreek hier niet van omgekomen, zoals zo vaak wordt gezegd. Het woord vermoord vind ik in dit geval hier meer van toepassing. Ook mijn grootouders zijn op deze dag vermoord in Auschwitz.

Alleen Godschalk Bilderbeek, de man van tante Corrie, is nog eerst naar een werkkamp in Nederland gestuurd, vanwaar hij vanwege de zogenaamde gezinshereniging begin oktober 1942 ook naar Westerbork is gebracht. Daar vandaan zijn mijn oom en tante en hun dochtertje Sara op 16 februari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd. Wat zal mijn oom zich dood hebben geschrokken toen hij ontdekte zijn vrouw en kindje van 6 jaar meteen na aankomst zijn vermoord. Mijn oom is 2 maanden later, namelijk 30 april 1943, vergast.

Mijn grootvader schreef vanuit Westerbork een brief naar mijn ouders, die toen nog niet waren ondergedoken. De brief luidde als volgt:

Beste mensen,

Hoe maken jullie het? Wij hebben het hier heel gezellig en spelen zo af en toe toneel, zoals jullie nog wel zullen weten is dat een hobby van mijn vrouw en mij. En wij vermaken s’ avonds de mensen die hier ook verblijven. Wanneer we hier weggaan, weten we nog niet, maar wij zijn niet te lui om ergens te gaan werken, dus we wachten rustig af. Het ga jullie goed, hopelijk snel tot ziens.

Afzender, G.A. Pleite !!!!!!!!!

Mijn ouders en broer zijn oorspronkelijk eerst samen ondergedoken, maar doordat mijn broer er erg joods uitzag, is hij bij pleegouders in Limburg terecht gekomen, waar hij tussen de maisvelden de kogels langs zijn oren hoorde vliegen. Hij is tot zijn dood oorlogsslachtoffer gebleven en is helaas maar 59 jaar geworden.

Ik kwam bij een echtpaar zonder kinderen terecht en eerlijk gezegd wisten zij ook niet wat het betekent om een kindje van 4 jaar in huis te nemen, dat van de ene op de andere dag van haar ouders gescheiden wordt en pappa en mama moet zeggen tegen mensen die ze nog nooit had gezien.

Als er razzia’s waren en vaak ook s’ nachts moesten mijn onderduikvader en ik onder de grond slapen, dus tafel weg, kleed eraf, luik open en wij erin. Je kon er niet zitten en ik was dan ook doodsbang en heb hier claustrofobie aan over gehouden. Enfin, na anderhalf jaar werden wij verraden en hebben mensen van de illegaliteit mij bij een echtpaar met 7 kinderen en een hondje gebracht, waar ik tot het einde van de oorlog een liefdevol leven heb gehad.

Natuurlijk heb ik deze mensen de Yad wa Shem prijs bezorgd, die ze meer dan verdiend hadden.

Mede door de groep oorlogskinderen, waar ik al 16 jaar heenga, heb ik het door er veel over te praten en veel te luisteren een plekje kunnen geven, hoewel het gemis van zoveel familieleden altijd een zere plek op mijn ziel zal blijven.

Ik eindig met nogmaals mijn bewondering uit te spreken aan de mensen van de Stolpersteinegroep, die deze herdenking van onze dierbaren na zoveel jaren hebben waargemaakt.

Mijn dank is intens groot.

Rita Creveld