Mijn vader, Dr. Roelof Frank werd in Februari 1940 opgeroepen voor de militaire dienst en werd gestationneerd bij Hoek van Holland. Hij maakte de oversteek naar Engeland met de Nederlandse Koninklijke familie en de restanten van het Nederlandse Leger in Mei 1940. Hij werkte als Officier van Gezondheid in het Clapham Hosptiaal in Londen, in Porthcawl en in Yorkshire. Hij werd uitgezonden naar Colombo, Ceylon in 1941, (tegenwoordig Sri Lanka), en diende daar in het Engelse Leger. Met hospitaalschepen voer hij met drie konvooien tussen Colombo en Melbourn, Australie. Bij terugkomst in Colombo werd de route van zijn schip, de Australische H.M.A.S. “Armidale” verlegd naar Timor, om gewonde guerilla’s te evacueren. De “Armidale” werd op 1 December 1942 getorpedeerd met een groot verlies aan mensenlevens. Mijn vader heeft dat niet overleefd.
Mijn moeder, Betty Frank-Maijer en ik zelf, Joachim Roelof Frank (Achi), bleven thuis in ons huis in Oss, hetwelk ogenschijnlijk werd omgezet in Rusthuis Hannah in 1942. Dit was een door het verzet geïnspireerde manoevre om haar ouders, Siegmund en Johanna Maijer, en haar schoonouders, Joachim en Dora Frank-Heijmans, in Schaik en Brunsum te laten onderduiken. Betty zelf en ik, Joachim Roelof Frank, waren ondergedoken in Schaik van Maart 1943 tot October 1944 onder de naam “Pathuis”, samen met Richard en Nella Arts-Smits, die herdacht worden in Yad Vashem in Jeruzalem. In October 1944 keerden wij terug naar het bevrijdde Oss en emigreerden in Juni 1951 naar Johannesburg in Zuid Afrika.
Verteld door Joachim Roelof Frank (Achi), zoon van Roelof Frank en Betty Maijer en vanuit het Engels vertaald in het Nederlands door de redactie van het Joods Monument; geplaatst op 13-3-2018