Verhaal

Op de foto in oorlogstijd. Caroline Simons

Caroline (Carla) Simons, 1943. Foto Annemie Wolff. © Monica Kaltenschnee.

In het boek Op de foto in oorlogstijd. Studio Wolff, 1943 van Tamara Becker en An Huitzing (Lecturis, 2017) is een foto en verhaal opgenomen over Caroline Josephine Sophie Simons (Carla).

Op de foto in oorlogstijd gaat over een deel van het oeuvre van Annemie Wolff (1916-1994): de teruggevonden honderd fotorolletjes uit 1943 met portretten van 440 mensen.

Over Caroline Simons (p. 214-216):

Annemies volgende klant – op 28 mei 1943 – was Carla Simons die bij bij haar in de straat woonde. Carla betaalde f 4,50, voor pasfoto’s en een portret. Carla zou twee maanden later terugkomen voor een nieuwe set pasfoto’s. In die twee maanden was ze vermagerd en verouderd, maar ook in mei zag ze er somber uit. Heel anders dan op haar dromerige portretfoto’s uit de jaren twintig en dertig.

Carla Simons was de dochter van een Joodse diamantslijper en had haar jeugd doorgebracht in Antwerpen en Amsterdam. Ze publiceerde gewaagde romans en lieve kinderboeken en werkte als vertaalster en journaliste. Als hobby speelde ze piano. Ze was al twintig jaar samen met Romano Guarnieri, haar docent Italiaans. Romano woonde sinds 1907 in Nederland en was toen ze elkaar ontmoetten net benoemd aan de Gemeentelijke Universiteit. Hij was twintig jaar ouder, tweemaal getrouwd geweest en had een zoon en een dochter. Romano was bij een bezoek aan Italië in de jaren twintig een aanhanger en propagandist van Mussolini’s fascisme geworden, maar wees het Duitse antisemitisme af. Hij richtte in Nederland een afdeling van Mussolini’s partij op, terwijl Carla haar verhalen en artikelen in de socialistische pers publiceerde.

In 1927 was Carla bij Romano ingetrokken op de Noorder Amstellaan. Nadat twee brisantbommen in 1941 de achtergevel hadden weggeslagen en er veel meubilair verloren was gegaan, waren ze dertig meter verderop gaan wonen. Carla hoefde tijdens de eerste jaren van de bezetting niet voor haar leven te vrezen. Ze was immers de levensgezel van een in Nederland en Italië algemeen gewaardeerde idealistische fascist.[i] Omdat de Italiaanse wetgeving Romano’s tweede scheiding verhinderde, had Carla echter niet de status van een ‘gemengd gehuwde’. Vanaf 1942 moest Carla een Jodenster dragen en mocht ze niet meer publiceren in ‘Arische’ media. Ze begon aan een vertaling van een zestiende-eeuwse Italiaanse autobiografie.[ii] Maar de wereld om haar heen liet zich niet lang negeren. Carla’s moeder Fie en haar zus Ellie woonden vlak bij haar. Haar zwager Max had als arts een Sperre van de Joodse Raad, maar die kwam te vervallen. Fie dook onder, ze bleef in de buurt, maar Carla kon haar niet ontmoeten. Ellie, Max en hun twee zoontjes zouden bij de razzia van 20 juni opgepakt worden. Fie zou als enige de oorlog overleven.

Romano probeerde toestemming te krijgen om met Carla naar Italië te reizen. Liet Carla daarvoor in mei pasfoto’s maken? Italië was bereid hen toe te laten, maar eind juli zou een hoge ambtenaar in Berlijn weigeren de uitreispapieren te tekenen. Een dag later zat Carla voor de tweede keer bij Annemie. Wilde ze nu toch pasfoto’s voor valse papieren om te kunnen onderduiken, iets wat ze altijd verre van zich gehouden had? Toen Carla op 3 augustus gearresteerd werd, kon Romano haar nog binnen een etmaal vrij krijgen. Maar de verhoudingen tussen Italië en Duitsland veranderden: Mussolini werd in juli door zijn partijgenoten afgezet en gevangengenomen. In september werd Mussolini door de Duitsers bevrijd en aan het hoofd gezet van een marionettenregering, waar ze zelf aan de touwtjes trokken. Romano had inmiddels het fascisme de rug toegekeerd en was nooit voorstander van het Duitse Nazisme geweest. Vandaar dat hij in september 1943 gearresteerd werd om in Turijn berecht te worden.[iii] Romano kwam in de gevangenis en maakte zich daar grote zorgen over Carla, zoals hij in brieven aan zijn dochter liet weten.

Eind september verklaarde Adolf Eichmann persoonlijk dat Carla Simons ‘voor tewerkstelling naar het Oosten gestuurd kon worden’.[iv] Op 28 oktober kwam ze in Westerbork in de strafbarak. Strafgevallen werden apart gehouden, al liet de Ordedienst hun familie wel in de buurt komen om afscheid te nemen; vermoedelijk heeft Carla haar zus en zwager en hun zoontjes nog wel gezien. Het boek Ik wil leven dat Carla eind 1939 gepubliceerd had, begint met het verhaal waarin de hoofdpersoon haar geliefde ziet wegrijden in een trein. Vier jaar later - op 16 november 1943 – vertrok zij zelf per goederenwagon uit Westerbork naar Auschwitz.[v] Toen de trein tien uur lang stilstond vanwege luchtaanvallen, kregen de passagiers niet te eten of drinken. Op 19 november werd Carla in Auschwitz vermoord. Romano overleefde zijn gevangenschap en keerde na de oorlog naar Nederland terug. In 1955 kwam hij door een ongeval om het leven.

 

 

[i] Maria Elisabeth Houtzager, ‘Romano Nobile Guarnieri’, Jaarboek Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1957) 106-113.

[ii] Erik Schaap, ‘Inleiding’, in: Carla Simons, bezorgd door Erik Schaap en Mirjam Kan, Dagboek 1942. Leven op de grens van wankelende waarden (2014) 31. Het betreft Benvenuto Cellini, een 16e-eeuwse Italiaanse kunstenaar op vele terreinen.

[iii] Houtzager, ‘Romano Nobile Guarnieri’. Hij zou geweigerd hebben om voor de Duitsers te werken.

[iv] Simons, Dagboek 1942, 38.

[v] Schaap, ‘Inleiding’, 8.

Alle rechten voorbehouden