De vader van Benedictus Bierschenk, Jacob Bierschenk, die op 23 Augustus 1844 in Leeuwarden is geboren, vestigde zich na het overlijden van zijn eerste vrouw Hester Frenkel in Leeuwarden in 1870, het jaar daarop in Tiel. Daar trouwde hij op 27 October 1871 met de daar op 27 Juli 1850 geboren Aaltje Boas. Zij kregen samen tien kinderen, t.w. Betje, Aaltje, Rebekka, Samuel, Abraham, Kaatje, Levie, Jette, Koosje en Benedictus in 1888.
Het gezin van Jacob Bierschenk verhuisde op 24 Augustus 1897 van Tiel naar Rotterdam. Jacob en Aaltje overleden vér voor de oorlog: Jacob in 1919 en Aaltje in 1928 en zijn beiden op de Joodse Begraafplaats Toepad in Rotterdam begraven. Van hun kinderen zijn Rebekka, Levie en Betje al vóór de oorlog overleden, Kaatje overleefde de Holocaust maar Samuel, Abraham, Jette, Koosje en Benedictus werden tijdens de Sjoa vermoord.
Bendictus Bierschenk, geboren op 3 October 1888 in Tiel trouwde op 3 Maart 1910 in Rotterdam met Rika Cosman, geboren op 31 December 1889 in Amsterdam als dochter van Aaron Cosman en Betje Hilversum.
Het echtpaar Benedictus en Rika Bierschenk kreeg een groot gezin: tussen December 1910 en Mei 1933 werden er zestien kinderen geboren, waarvan drie kinderen al jong zijn overleden: Samuel die op 11 Juni 1918 nog maar 30 dagen oud was, Jette, die op 17 December 1924 nog maar 2 ½ jaar oud was en Benedictus, die op 10 September 1928 pas 5 jaar oud geworden was.
Van de overige dertien kinderen zijn er zes gehuwd met Niet-Joodse partners, t.w. Aaltje die op 1 Mei 1929 huwde met Hendrik van Aken; Jacob, die op 27 Mei 1936 trouwde met Nelly Corino; Betje, die met Arnoldus Bijl gehuwd was; Abraham, die op 7 December 1938 met Maria Pleuntje Ouwens in het huwelijk trad; Samuel was met Maria Henneman getrouwd en Levie met Petronella Theodora Kollen. Van deze Bierschenk kinderen hebben alleen Aaltje en Betje de Holocaust overleefd. Zijn woonden niet meer thuis maar hadden met hun gezinnen eigen adressen in Rotterdam. Alle andere gezinsleden Bierschenk zijn tijdens de Sjoa vermoord.
De vader van het gezin, Benedictus Bierschenk was koopman in textiel. Hij woonde met zijn vrouw en kinderen op de Breede Hilledijk 161a in Rotterdam, welke tussen de Afrikaander Buurt en Katendrecht was. Op 27 Januari 1943 werd hij van daar afgevoerd naar Westerbork, waar hij direct in een ziekenbarak terecht kwam. Een maand later, op 25 Februari is hij daar op 54-jarige leeftijd overleden en werd op 1 Maart 1943 begraven in Assen.
Zijn vrouw, Rika Cosman, geboren op 31 December 1889 in Tiel werd pas op 10 April 1943 naar Westerbork afgevoerd. Dat is na de verordening dat de Joden in de provincies naar ofwel Westerbork ófwel Vught moesten. Vanaf 11 April 1943 is Nederland “Judenrein”. met uitzondering van Amsterdam en van de Joden in de onderduik, de gemengd gehuwden en de Joden die nog in Westerbork en Vught zitten.
Volgens opgave van de gemeente Rotterdam woonden de kinderen Jette, Kaatje, Benedictus, Rebekka en Esther in April 1942 nog thuis bij hun ouders op de Breede Hilledijk 161A in Rotterdam. Zij werden samen met hun moeder Rika Cosman op 10 April 1943 van daar naar Westerbork overgebracht waar zij werden ondergebracht in barak 70. Na tien dagen, op 20 April werden zij allen op transport gesteld naar Sobibor waar Rika Bierschenk-Cosman en haar vijf kinderen Jette, Kaatje, Benedictus, Rebekka en Esther, na aankomst op 23 April 1943 onmiddellijk in de gaskamers werden vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart Benedictus Bierschenk; website wiewaswie.nl;website openarchieven.nl; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Benedictus Bierschenk, Rika Bierschenk-Cosman en Jette, Kaatje, Benedictus, Rebekka en Esther Bierschenk en onderzoek en aanvullingen van de conservator Sjoa en Hollandse Schouwburg.