In april 2003 werd bij de KNRM de reddingboot “Koos van Messel” gedoopt. Ter gelegenheid daarvan vertelde Pieter M. van der Laan het volgende over de oorsprong:
“Waarom Koos van Messel en zijn echtgenote Sophia van Messel- Boerema besloten dat zij een reddingboot met de naam: KOOS VAN MESSEL wilden laten bouwen.
Op 8 mei 1999 overleed te Amsterdam in het verzorgingshuis Elisabeth Otter Knoll Stichting, Sophia Boerema. Door Koos mijn Fietje genoemd.
Sophia is ruim 100 jaar geworden waarvan zij de laatste 30 jaar vrijwel blind is geweest.
In haar testament liet zij aan de KNRM ruim zes miljoen gulden na met de opdracht hiervan een reddingboot te bouwen die de naam Koos van Messel zou dragen.
Wie was deze vrouw en waarom vermaakte zij zoveel geld aan de KNRM die zij verder niet kende.Zij was bang om te varen en reisde nooit met een boot .Ook had zij niets op met heldhaftigheid en moed.
De vader van Sophia was geboren in Groningen ongeveer in het jaar 1870. De zoon van een Groningse landarbeider. Ook hij werd landarbeider. Het Groningse platteland bestond uit zeer grote boerderijen en het was een feodale leefgemeenschap. Grootgrondbezitters en arbeiders. Vrijwel geen middenstand. Het was een voedingsbodem voor het communisme in Nederland. Veel jonge mensen die niet tot de bezittende klasse hoorden verlieten de provincie en vertrokken naar het westen. Zo ook de jonge Boerema, de vader van Sophia. Hij ging naar Amsterdam, vond een baan bij de Douane en was en bleef een leider van de communisten; in het bijzonder de vakcentrale:E.V.C. Hij ging wonen met zijn gezin (Sophia was al geboren) in de Jekerstraat in de Amsterdamse rivierenbuurt. Sophia volgde haar vader op en werd een fervent communiste en ging werken bij de vakbond E.V.C. Tot haar overlijden is Sophia communiste gebleven.
Haar zuinigheid was in de E.O.K.S. spreekwoordelijk. Ze werd altijd geholpen met de avondboterham en na het eten veegde zij met haar vingers haar bord kruimelvrij en at de kruimeltjes op. Kruimels zijn ook voedsel zei zij aan degene die haar hielp, en moeten dus ook gegeten worden. Voor de jonge bejaardenverzorgster die haar hielp een vreemde gewaarwording in het welvarende Nederland van de 90-er jaren van de vorige eeuw.
Sophia was ook recht voor zijn raap, cynisch en nam geen blad voor haar mond. Toen zij op haar honderdste verjaardag door iedereen in het verzorgingshuis werd gefeliciteerd met de bekende felicitatiebrief van onze Koningin antwoordde zij: Ach laat dat maar, de lieve vrouw weet niet eens dat hij is verstuurd.
En dan Koos van Messel. Ik kan mij van de bemanning van de Koos voorstellen dat zij zich afvragen, als zij in de stuurhut kijken naar zijn portret: wat moet nu die studeerkamergeleerde met een reddingboot. Ja dat is een heel bijzonder verhaal.
Koos was een zoon uit een Joods geslacht van antiquairs in Leeuwarden. Hun specialiteit was antiek Japans en Chinees porselein, en wel de beste kwaliteit. Die was in Nederland niet ruim voor handen. De V.O.C., alom bekend, importeerde vooral de gewone gebruikskwaliteit.
De mooiste kwaliteit werd veelal door Zweedse en Deense Azievaarders meegenomen en vanuit de havenplaatsen daar door onze Oostzeevaarders naar Nederland werden meegenomen.Dat waren veelal Friezen. Zo kwam er in Friesland veel mooi porselein en waren er in Leeuwarden meerdere bekende antiquairs te vinden. Koos als jonge man in deze handel wilde zich vestigen in de stad die het centrum geworden was van de Nederlandse antiekhandel. Amsterdam. Zo opende hij in de twintiger jaren een antiekzaak in de beroemde Spiegelstraat in Amsterdam, hij specialiseerde zich in de mooiste kwaliteit Japans en Chinees antiek porselein. Het verhaal gaat dat als buitenlandse verzamelaars naar het Rijksmuseum gingen om daar de porselein collectie te bewonderen de conservator de geïnteresseerde aanraadde: in de Spiegelstraat hiertegenover is de beste porselein antiquair ter wereld, de zaak van Koos van Messel, en hij is bovendien een van 's werelds beste deskundigen op dit gebied. Een zelfgeleerd kamergeleerde dat was Koos. Bovendien had hij op het museum voor, dat zijn kostbaarheden ook te koop waren en daar profiteerden veel verzamelaars van waaronder Amerikanen maar ook Duitsers.
Toen onder de Duitse bezetting de Joden vervolging op gang kwam zeiden veel van de relaties van Koos, probeer te ontsnappen via Spanje. Hij kende veel mensen over de hele wereld en het zou hem ook wel zijn gelukt maar Koos noch zijn vader en zijn oom, ook in de zaak werkzaam, wilden vertrekken, zij vertrouwden erop dat hun relaties waaronder ook veel Duitsers hen uit de handen van de bezetter zouden weten te houden. Het ging echter anders.
In november 1942 kwam een Duitse officier de zaak van Koos binnen. Hij was de zoon van een Duitse relatie van Koos. Hij kwam de familie waarschuwen dat de volgende ochtend de familie zou worden opgepakt door de Sicherheitspolizei. Koos besloot te vluchten. De andere familieleden konden het niet geloven en besloten te blijven. Zij zijn inderdaad de volgende morgen opgehaald en nooit is meer iets van hen vernomen.
Het was een koude November avond, onderkoelde regen en een noord westen wind. Koos deed zijn regenjas aan en verliet lopend de Spiegelstraat richting Zuid. Koos was geen sportsman maar een kamergeleerde en dus was hij spoedig uitgeput door de kou. In de Rivierenbuurt gaf hij de moed op en zocht een echte Amsterdamse portiek. Die vond hij in de Jekerstraat. In de portiek ging hij liggen en trok zijn jas over zich heen .Maar hij kreeg het steeds kouder en besloot maar aan te bellen, al besefte hij het risico. Hij belde aan, de deur werd snel opengetrokken met een touw en boven aan de trap stond een wat oudere maar stoere man, die Koos sommeerde naar boven te komen. De man keek Koos aan en zei: Jij bent Jood, ik ben communist en wij beiden haten de Duitsers. Je bent hier veilig. Je gaat nu meteen de trap op naar de vliering en blijft daar. Niemand mag zien of vermoeden dat wij jou hier verstoppen. Er zit een raam in aan de voorkant dus overdag moet je blijven liggen. Als ze je vinden door verraad worden wij allen doodgeschoten. Zo zat Koos 15 minuten nadat hij had aangebeld op de zolder van de familie Boerema. Hij bleef daar tot de bevrijding ruim twee en half jaar lang. Iedere dag als het donker was ging het luik van de zolder open en kwam de dochter des huizes wat eten brengen en wat anders weghalen. Gesproken werd er niet. De buren zouden het kunnen horen. Toen al het eten op de bon was deelden vader en dochter Boerema hun eten met Koos voor wie er natuurlijk geen bonkaarten waren. Sophia was toen al 45 jaar en ongetrouwd bij haar vader inwonend.
Op 5 mei 1945 deed Fietje het luik open en riep Koos toe kom maar beneden we zijn bevrijd.
Koos kwam naar beneden en sprak de beroemde zin: Meneer Boerema, Fietje en U waren mijn reddingsboot nu draai ik de rollen om, ik vraag Fietje ten huwelijk en U om haar hand. En zo geschiedde. Fietje en Koos trouwden spoedig na de bevrijding.
Koos kreeg het winkelpand terug via rechtsherstel maar de voorraad en de inboedel, alles was geroofd. Koos begon opnieuw en Fietje deed de administratie, ze woonden boven de zaak. Al vrij spoedig had Koos de zaak weer opgebouwd en begon hij weer een kostbare voorraad op te bouwen.
Het huwelijk van Koos en Fietje bleef kinderloos. De hele familie van Koos was uitgemoord.
Koos en Fietje begonnen te overleggen wat er met het weer opgebouwde vermogen van Koos moest gebeuren als zij er beiden niet meer zouden zijn. Beiden wilden zij dat latere generaties zouden worden herinnerd aan het heldendom van velen gedurende de tweede wereldoorlog waardoor een aantal verzetsmensen en joden het konden overleven. Fietje herinnerde zich de eerste woorden van Koos na de bevrijding: Jij bent mijn reddingboot en stelde voor dat van het geld een reddingboot zou worden gebouwd. Koos was akkoord maar dan zou de boot de naam van Fietje of haar vader moeten dragen. Fietje vond dat niet passend bij hun communistische levensovertuiging en stelde bovendien dat Koos voor haar een grotere redder was geweest dat zij voor Koos de gelukkigste jaren van haar leven waren inderdaad haar jaren met Koos. En zo besloten zij dat er na hun beider overlijden een reddingboot zou gaan varen met de naam:Koos van Messel. Wij woonden op de Prinsengracht vlak bij de Spiegelstraat en mijn vader nam mij vaak mee naar de winkel van Koos en wij genoten van zijn deskundige uitleg. Kopen was alleen weggelegd voor musea en enkele, meest buitenlandse, particulieren. Zo werden mijn vader en Koos vrienden. En Koos vroeg mijn vader en later mij om toe te zien op de uitvoering van hun wens. Koos overleed in 1967 en Fietje in 1999. Door de doop die mijn vrouw net heeft verricht heb ik aan de uiterste wil van beiden gevolg kunnen geven. Het is onze wens dat de geest achter dit ontroerende verhaal door de KOOS en haar bemanning nog lang en vaak zal worden uitgedragen.”
April 2003, Pieter M. van der Laan (overleden 20-10-2010)
Aanvulling:
Op maandag 3 april 2017 hebben de vrijwilligers van KNRM reddingstation IJmuiden afscheid genomen van reddingboot Koos van Messel die precies 14 jaar dienst heeft gedaan. Voortaan varen de redders met reddingboot Nh1816 uit. De Koos van Messel is overigens in de reservevloot opgenomen en kan indien nodig nog steeds ingezet worden, zoals bijvoorbeeld op 31 januari 2022 bij een reddingsactie voor de kust van IJmuiden.
Deze informatie is afkomstig van de KNRM, die ook het verhaal van Pieter M. van der Laan in het archief heeft. Mary Pauw heeft de teksten op deze site geplaatst.