Verhaal

Zoon Siegfried

Door: kleindochter

Harald, mijn vader, was het eerste kind van mijn opa, geboren in 1919 uit zijn huwelijk met Anna Lina Weiss.

In 1933 zijn ze uit Duitsland al naar Nederland gekomen. Zover ik weet is mijn vader in Duitsland Joods opgevoed en ook naar een Joodse school gegaan en hij kende Hebreeuws.

Zijn ouders zijn in 1936 gescheiden, 3 jaar nadat ze naar Nederland waren geëmigreerd. Na de scheiding is hij toegewezen aan zijn vader Siegfried, maar die kon niet voor hem zorgen. Ook niet toen hij opnieuw getrouwd was met Berta in 1939. Hij heeft het daar moeilijk mee gehad en had liever bij zijn vader willen wonen. Zijn moeder is begin 1938 hertrouwd.

De scheiding is geregeld door advocaat Abel Herzberg, een oom van Louis en Riva Tas en zo is mijn vader waarschijnlijk in contact gekomen met de familie Tas en heeft hij daar een tijdje gewoond. Hij werd door Louis en Riva als een soort broer beschouwd.

Uit de brieven van mijn opa uit kamp Westerbork aan mijn vader valt op te maken dat mijn vader moeite heeft gedaan zijn vader van transport te vrijwaren. Het is mij lang onduidelijk geweest waarom mijn vader geen Jodenster heeft hoeven dragen, zich min of meer vrij kon bewegen in de oorlog. Al schijnt hij zich, zover ik weet, wel gedeisd te hebben gehouden.

Uit correspondentie met zijn halfzus is het waarschijnlijk zo geweest dat, omdat mijn oma niet Joods van geboorte was, ook al had ze het Joodse geloof aangenomen, ze als niet Joods werd beschouwd en mijn vader dus ook als niet Joods werd gezien. Bovendien was ze hertrouwd met een Nederlandse niet Joodse man. Naar alle waarschijnlijkheid heeft mijn opa door het toedoen van mijn vader het Calmeyer stempel gekregen, maar dat was op een gegeven moment ook niet meer geldig. Het is nl. bijzonder dat mijn opa pas in april 1944 is opgepakt en al die tijd met zijn gezin in Amsterdam heeft kunnen wonen zonder onder te duiken.

Toen Berta en haar dochtertje zijn ondergedoken heeft mijn vader veel goederen van zijn vader in bewaring genomen, waaronder ook schilderijen.

Niet geheel zonder risico en gevaar. Hij heeft ook spullen naar zijn vader in kamp Westerbork gestuurd. Uit een briefwisseling uit 1946 tussen mijn vader en Berta die de goederen terug wilde hebben bleek dat er veel harde woorden over en weer zijn gevallen. Beiden neem ik aan beschadigd door alles, vol verdriet over het verlies van hun vader resp. hun man en het contact is nooit meer hersteld ook niet door bemiddeling. En zo kon het dat wij niet wisten dat er een halfzus bestond omdat mijn vader er nooit over sprak, nooit over de oorlog praatte en ook niet over zijn Joodse achtergrond.

Mijn vader is getrouwd in 1952 en uit dit huwelijk zijn twee dochters en een zoon geboren.