Biografie

Over Izak Hartog Cohen en leden van de Cohen familie.

(moeder, zus, broer en schoonzus)

Izak Hartog Cohen was geboren op 26 Februari 1903 in Leiden. Hij was de derde van de zeven kinderen van Hartog Cohen uit Leeuwarden en Marianne Sitters uit Gorinchem. Zijn vader overleed al op 24 Mei 1930 in Leiden maar zijn moeder werd tijdens de Holocaust vermoord, net als al haar andere kinderen met hun gezinnen, t.w. Margaretha, Elisabeth, Salomon, Berend Gustaaf, Herman Samuel en Ester Cornelia.  Alleen Izak Hartog zelf  en Ester Cornelia bleven ongehuwd; de laatste woonde vanaf 9 Mei 1938  samen met haar moeder in de Dintelstraat 54 in Amsterdam.

Op 17 Januari 1928 vertrok Izak Hartog Cohen uit Leiden en werd hij ingeschreven in Laren (N.H.) op het adres Doodweg 4. Daar was de Bergstichting gevestigd (één van de beste kindertehuizen van Nederland, volgens de Rijksinspectie), waar hij werd aangesteld als administrateur. Op 19 Augustus 1942 werd de vesting in Laren op last van de Duitsers opgeheven en op 5 December 1942 moet het pand leeg opgeleverd worden. Daardoor moest de hele stichting in 1942 in etappes verhuizen naar Rapenburg in Amsterdam, waar de kinderen en het personeel drie uitgewoonde panden toegewezen kregen.

Izak Hartog Cohen werd toen formeel op 30 December 1942 geregistreerd als “adjunctdirecteur verwaarloosde Joodsche kinderen” op het adres Rapenburg 92-96 in Amsterdam. Directeur Reitsma liet de Bergstichting typeren als een z.g. “mischlingheim” waar kinderen woonden die niet volbloed joods waren. Dat daarom de inwoners van het tehuis mogelijk deels arisch waren, lag voor de Sicherheitsdienst gevoelig genoeg om ervoor te zorgen dat er geen personeel en bewoners werden meegenomen tijdens een razzia en een huiszoeking. De stichting werd enige tijd met rust gelaten. Daardoor konden er ook mensen onderduiken.

Mogelijk heeft Izak Hartog daardoor, vanaf 11 April 1943, enige tijd bij zijn broer Herman Samuel Cohen in de Retiefstraat 18 III in Amsterdam-Oost kunnen wonen waar mogelijk plannen gemaakt werden om te gaan onderduiken. Dat betrof Izak Hartog zelf, zijn broer Herman Samuel met zijn vrouw Elsa Kattenburg, zijn zus Ester Cohen en hun moeder Marianne Sitters.

Op 4 Juni 1943 keerde hij weer terug naar Rapenburg 92-96, waar op 2 Augustus een cruciale inval plaatsvond, waarbij de Duitsers op een beslapen bed stuitten, waarvan de onderduiker al gevlucht was. De niet-Joodse directeur werd gearresteerd maar weer vrijgelaten echter de kinderen die in het tehuis aanwezig waren werden opgepakt en  gedeporteerd. De meesten zijn in Sobibor vermoord.

Opvallend was dat Izak Hartog Cohen op 14 Augustus 1943, samen met zijn moeder Marianne Cohen-Sitters, zijn zuster Ester Cohen gearresteerd en afgevoerd werden naar Westerbork, (zijn broer en schoonzus Herman Samuel Cohen en Elsa Cohen-Kattenburg al op 8 Augustus) waar allen toen in de strafbarak 67 terecht zijn gekomen. Op 3 September 1943 werden zij allen als strafgevallen op straftransport gesteld naar Auschwitz, waar bij aankomst op 6 September 1943 alléén Marianne Cohen-Sitters direct in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau werd vermoord.

Van de anderen kwam Ester Cohen uiteindelijk op 8 Maart 1945 in het concentratiekamp Libau om het leven (een buitenkamp van Gross Rosen); Herman Samuel Cohen stierf op 11 Februari 1945 in concentratiekamp Ebensee, zijn vrouw Elsa Cohen-Kattenburg op 31 October 1944 in Auschwitz en Izak Hartog Cohen verloor uiteindelijk zijn leven ergens in Midden Europa op 15 Maart 1945.

Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Izak Hartog Cohen, Marianne Sitters, Herman Samuel Cohen, Elsa Kattenburg, Ester Cohen; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten  Izak Hartog Cohen, Herman Samuel Cohen, Elsa Cohen-Kattenburg, Ester Cohen en Marianne Cohen-Sitters; website Joodsamsterdam.nl/Rapenburg 92-96 en de website Oneindig Noord Holland/Bergstichting.

Alle rechten voorbehouden