Mozes Droomer was het vierde kind van Benjamin Droomer en Jetje Wallig. Hij was geboren op 13 Mei 1894 in Rotterdam. Zijn vader, geboren in 1864 te Sommelsdijk, kwam al in 1874 met zijn ouders naar Rotterdam. Zijn moeder was in 1864 in Den Haag geboren en in Rotterdam gehuwd op 16 November 1887 met Benjamin Droomer, die al overleed in 1904; Jetje Wallig stierf in 1938.
In het gezin Droomer werden zeven kinderen geboren, waarvan in 1895 een doodgeboren zoon. Mozes kreeg verder nog twee zussen in 1889 Mietje en in 1891, Helena én nog drie broers, t.w. Nathan in 1893, Jozeph in 1897 en Izaak in 1900. Jozeph Droomer overleed als kind van bijna 3 jaar en op de dag van zijn overlijden werd het jongste kind Izaak geboren. Die is in 1933 met een niet-Joodse vrouw gehuwd en heeft daardoor zeer waarschijnlijk de oorlog overleefd. De andere kinderen Droomer uit het gezin zijn allen tijdens de Sjoa vermoord.
Mozes Droomer werkte als manufacturier en winkelbediende. Hij trouwde in Rotterdam op 1 Juli 1925 met Alida Jacobs, een dochter van de musicus Louis Jacobs en Jeannette Walvis, die op 27 April 1917 vanuit Leiden weer in het Rotterdamse Bevolkings Register werden ingeschreven met hun gezin. Alida was geboren op 2 September 1894 in Rotterdam. Het echtpaar Droomer-Jacobs kreeg één dochter, Jetty, op 7 September 1926.
Nadat Mozes en Alida gehuwd waren betrokken zij op die 1e Juli 1925 een woning in de Jonker Fransstraat 31b, waar een jaar later hun dochter Jetty werd geboren. Op 27 Maart 1928 verhuisden zij naar de Agniesestraat 19a, op 17 Maart 1933 naar de Katshoek 8b, vervolgens naar de Hofdijk 41b op 1 Febuari 1935 en uiteindelijk kwamen zij op 10 October 1936 te wonen in de Vlaggemaststraat 39b.
In het begin van de zomer van 1942 werden Mozes Droomer, zijn vrouw Alida Jacobs en hun 16-jarige dochter Jetty in Westerbork geregistreerd. Mogelijk hebben zij gehoor gegeven aan de oproep voor de z.g. werkverruiming in Duitsland, de “Arbeitseinsatz”. Op 31 Juli 1942 waren zij al afgevoerd van Rotterdam naar Westerbork en op 3 Augustus gedeporteerd naar Auschwitz. Ongeveer 3 dagen daarna aangekomen, ± 6 Augustus werden zij alle drie geselecteerd om “arbeid” in het kamp te verrichten.
Uit de registers van Auschwit-Birkenau is niet gebleken waar en wanneer precies zij daar om het leven zijn gekomen. Bekend is nu dat de omstandigheden daar onmenselijk waren. Daarom heeft het Nederlandse Ministerie van Justitie na de oorlog opdracht gegeven aan de gemeente Rotterdam om overlijdensaktes op te maken voor Mozes Droomer, Alida Droomer-Jacobs en Jetty Droomer, waarin is vastgelegd dat zij op 30 September 1942 in Auschwitz zijn overleden.
Uit een getuigenis van een zekere Bora Brandel op 15 September 1945, toen woonachtig op de Ceintuurbaan 99 in Rotterdam, die toen is aangetekend op Jetty's registratiekaart uit de Joodse Raad cartotheek blijkt, dat Jetty Droomer in de zomer van 1942 is gestorven. Een exacte datum is niet bekend.
Bij de datum van 30 September 1942 moet in acht worden genomen dat dit een juridische datum is, na de oorlog vastgesteld door de Nederlandse overheid, maar dat de werkelijke datum van overlijden toen niet bekend was en al op een eerder tijdstip plaatsgevonden heeft kunnen hebben. Uit getuigenissen van o.a. overlevenden die bekendheid waren met de omstandigheden daar is komen vast te staan dat de datum van 30 September 1942 gelezen moet worden als “uiterlijk op 29 September 1942 mogelijk nog in leven, op 30 September of daarna niet meer.
Bronnen o.a. het Stadsarchief van Rotterdam, gezinskaarten van Benjamin Droomer, Louis Jacobs en Mozes Droomer; de huwelijksakte uit Rotterdam van Mozes Droomer en Alida Jacobs; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Mozes Droomer, Alida Droomer-Jacobs en Jetty Droomer en de overlijdensaktes opgemaakt in Rotterdam op 30 Juni 1950 van Mozes Droomer, Alida Droomer-Jacobs en Jetty Droomer, inventarisnummer 1950V2-folio 056v-082 en 056, aktenrs 1577, 1730 en 1576.