Anna wordt in juli 1940 opgenomen als patiënte in het Apeldoornsche Bosch. Het patiëntendossier noemt dat ze tot haar 15e de MULO heeft gevolgd, in het verleden kostuumnaaister is geweest, later heeft ze een kantoorfunctie gehad. De anamnese laat zien dat haar moeder depressief is, er suïcide in het gezin heeft plaatsgevonden en ook binnen de bredere familiekring zijn er psychische klachten bekend. Een oom en een neef van moederskant zijn ook patiënten (geweest) van het Apeldoornsche Bosch. Een nichtje van moederskant heeft een verstandelijke beperking. Bij Anna wordt een manisch-depressieve stoornis vastgesteld.
Bron: Stadsarchief Amsterdam