In de jaren dertig verhuurden Isak en Christje Bohemen-de Jong een kamer in hun woning in de Berkelstraat aan de zoon van Christje’s neef. De jongen, Noach Benninga, omschreef het echtpaar als bijzonder aardige mensen. Isak reisde en verkocht grote koperen naamplaten.
Bron: Noach Benninga (met achtergrondinformatie door H. Hamburger en J.C. Regtien), Oorlogsherinneringen (Bedum 1997) 9.
Verhaal