In september 1942 dook Roosje Nord-Cauveren met haar man en hun zoon Karel onder bij een familie in Almelo. Later kwamen daar nog vijf andere Joden bij. Op dinsdagochtend 16 november 1943 werden de acht onderduikers ontdekt tijdens een inval van de politie, die bezig was met een onderzoek naar veediefstal en clandestien geslacht vlees. Ondanks smeekbedes van de onderduikers en de onderduikgevers om hen te laten gaan, hielden de agenten voet bij stuk en werd in een nabijgelegen uitspanning het politiebureau gebeld voor versterking.
De volgende dag werden de onderduikers al overgebracht naar Westerbork, vanwaar ze naar Polen werden gedeporteerd. De echtgenoot van Roosje was de enige die na de oorlog terugkeerde. Een uitgebreid verslag van de gebeurtenissen rond de arrestatie, is terug te lezen in onderstaand boek.
C.B. Cornelissen, Onvoltooid verleden tijd: Jodenvervolging in Almelo (Oldenzaal 2006) 192-198.
Addition