Maurits dreef samen met zijn vader David Wijnschenk een vishandel op het adres Blasiusstraat 146, destijds een hoekpand op de hoek met de Camperstraat. Het gezin van David woonde in de Blasiusstraat op nummer 73, 3-hoog. Het gezin van Maurits en zijn vrouw Klara Hamerslag woonde in de Tilanusstraat op nummer 42, 2-hoog. Maurits en Klara hadden 2 zoons. Beide zoons leven nog en zijn woonachtig in de VS.
De vishandel in de Blasiusstraat werd ook wel de Vishal genoemd. Vader David had tevens een ventvergunning om vis te verkopen in de wijk Amsterdam-Oost en later ook een marktvergunning om vis te verkopen op de zondagsmarkt in de Joubertstraat.
Het verhaal in het boek van Sytze van der Zee klopt niet helemaal. In het politierapport wat is opgemaakt op het 11e Bureau van de politie in Amsterdam vermeldt nl. op 27 oktober 1942 om 15:30 dat Maurits beschuldigd wordt van het VERKOPEN van vis terwijl hij dat niet zou mogen doen. Wat een beetje vreemd is want hij drijft een viswinkel onder auspiciën van de Joodse Raad en heeft daardoor ook een 'Sperre'. Maurits blijft een aantal dagen in bewaring op het politiebureau en wordt ook verhoord door de SD in de Euterpestraat. Uiteindelijk komt hij op 8-11-1942 in Kamp Westerbork terecht.
Beide zoons hebben de oorlog in onderduik overleefd. Hun ouders Maurits en Klara zijn op 4 september 1944 op transport naar Theresienstadt gezet. Kort daarna (op 29-9-1944) zijn beiden naar Auschwitz gedeporteerd en Maurits is vanuit Auschwitz naar het werkkamp Blechhammer gegaan. Daar is hij bij het naderen van de Russische troepen gefusilleerd.
Klara is na vele omzwervingen (Auschwitz en Flossenbürg) uiteindelijk in kamp Mauthausen in Oostenrijk bevrijd. Zij is na de oorlog hertrouwd en zij kregen na de oorlog nog een zoon. Samen met haar man en 3 kinderen en een geadopteerde dochter van haar zus Alida Hamerslag is zij in 1953 naar de VS geëmigreerd.