Marianna Velmans-Cohen en Sara van Weezel werden tijdens de oorlog als psychiatrische patiënt van Duin en Bosch in Castricum geëvacueerd naar het Groot Graffel in Warnsveld. In april 1943 werden ze vanuit die instelling gedeporteerd.
Joodse patiënten in niet-Joodse instellingen tijdens de Tweede Wereldoorlog
Op 30 april 1942 verzocht Obermedizinalrat dr. Gero Reuter, hoofd van de Abteilung Volksgesundheit, aan Secretaris-Generaal Frederiks van Binnenlandse Zaken, waaronder het Staatstoezicht op Krankzinnigen en Krankzinnigengestichten viel, om opgave te doen van het aantal Joodse psychiatrische patiënten in Joodse en niet-Joodse instellingen.
Op 21 mei rapporteerde inspecteur Pameijer van het Staatstoezicht de aantallen in de gestichten in Noord- en Zuid-Holland. Op dat moment bevonden zich in Duin en Bosch vijf mannelijke en negen vrouwelijke Joodse patiënten. In het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort waren vijftien Joodse mannen aanwezig en tweeëntwintig Joodse vrouwen, terwijl van twee vrouwelijke Joodse verpleegden ‘de afstamming bij de autoriteiten nog in onderzoek’ was.
Op 4 juni rapporteerde inspecteur Audier over de Joodse patiënten in het noorden en oosten van het land. In het Oude en Nieuwe Gasthuis (ONG), met vestigingen in Zutphen (‘Binnengesticht’) en Warnsveld (‘Groot Graffel’) bevonden zich toen vier mannelijke en vijf vrouwelijke Joodse patiënten.
Evacuatie van het kustgebied
In verband met de plannen die de bezetter had met de bouw van de Atlantikwall werden tussen 1941 en 1943 acht van de negen in het kustgebied gelegen psychiatrische instellingen geëvacueerd. De patiënten en personeel werden verdeeld over vijftien instellingen elders in het land.
Het Oude en Nieuwe Gasthuis bood onderdak aan bijna 650 patiënten uit de instellingen Vrederust bij Bergen op Zoom, Duin en Bosch in Castricum, Santpoort en Rosenburg uit Loosduinen bij Den Haag. Onder de evacués uit Castricum en Santpoort, die in Warnsveld terechtkwamen, bevonden zich ook Joodse patiënten en onderduikers. Vrederust was een instelling van protestantse signatuur waar geen Joodse patiënten werden verpleegd. De Joodse patiënten en onderduikers die in Rosenburg hadden gezeten waren al gedeporteerd vóór de evacuatie vanuit de instellingen naar Zutphen was begonnen. Ook werden er in het najaar van 1942 nog Joodse patiënten en onderduikers direct vanuit Amsterdam geplaatst. Het aantal Joodse verpleegden in Zutphen en Warnsveld steeg daardoor in minder dan een half jaar van ongeveer tien naar meer dan veertig.
De Joodse patiënten van Duin en Bosch die op 17 juni 1942 naar Warnsveld werden overgebracht, waren de toen 58-jarige Sara van Weezel en de 61-jarige Marianna Cohen, de weduwe van Mozes Velmans.
Deportaties van Joodse patiënten uit Zutphen en Warnsveld
Als ‘sluitstuk’ van de deportatie van de Zutphense Joden in 1942 en 1943 werden begin april de Joodse patiënten uit de Zutphense ziekenhuizen en de psychiatrische instelling ONG gedeporteerd. Omdat de medische staf al eerder had begrepen dat de bezetter niet aarzelde om Joodse patiënten en onderduikers uit instellingen te deporteren, werden vanaf medio februari tientallen Joodse onderduikers en patiënten die enigszins zelfredzaam waren en geen gevaar vormden voor de samenleving uitgeschreven. De onderduikers probeerden elders onderdak te vinden. Een aantal van hen overleefde de oorlog.
Op 6 april 1943 meldden zich in de vroege ochtend Nederlandse agenten en vertegenwoordigers van de Joodse Raad van Zutphen bij eerste geneesheer Paul van Bork met de opdracht de zes Joodse patiënten uit het Binnengesticht te deporteren. Van Bork weigerde, werd aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. De patiënten werden alsnog meegenomen.
Op 8 april werden vervolgens de Joodse patiënten uit de Zutphense ziekenhuizen gedeporteerd. Omdat Van Bork, die nog steeds in Zutphen werd vastgehouden, weigerde om de overgebleven veertien Joodse psychiatrische patiënten in Warnsveld, waaronder de uit het kustgebied geëvacueerde patiënten, aan te wijzen, werd hij op 8 april overgebracht naar de SD in Arnhem. Na een verhoor aldaar kwamen hij en SD’er Willy Bühe naar Warnsveld, waar de Joodse patiënten werden aangewezen om te worden overgeplaatst naar een Joods hulpziekenhuis dat was ingericht in het Gemeenschapshuis van de Israëlitische Gemeente aan de Halterstraat 22 in Zutphen. De volgende avond werden ze alsnog naar Westerbork afgevoerd.
Op 8 april werden de veertien laatste Joodse patiënten uit Warnsveld als ‘niet hersteld’ uitgeschreven.
Omdat Sara en Marianna geëvacueerd waren, staat er voor elk een aantekening in een speciaal schriftje dat werd bijgehouden voor de evacués: ‘n[iet] h[ersteld] ontslagen 8 April 1943’.
Geneesheer M.J. Ten Raa, die een dagboek bijhield, noteerde op 8 april 1943:
Mej. S. Van Weezel (reg. Nº 2511) en Mevr. M. Velmans-Cohen (reg. Nº 4466) zijn heden overgebracht naar een Joodsche ziekeninrichting in Zutphen en afgeschreven uit de registers van O. en N. Gasthuis.
In de nacht van 9 op 10 april kwamen Sara van Weezel en Marianna Velmans-Cohen aan in Westerbork. Marianna werd opgenomen in barak 3, onderdeel van het ziekenhuis. Sara van Weezel komt niet voor in de kampadministratie omdat ze zonder begeleiding en zonder persoonsbewijs in het kamp aankwam en zelf niet in staat was haar naam te noemen.
Marianna Velmans-Cohen ging op 13 april op transport naar Sobibór, waar ze bij aankomst op 16 april werd vermoord. Sara van Weezel werd anoniem gedeporteerd naar Sobibór met het transport van 13 of 20 april. Omdat zij niet arbeitsfähig was, werd zij bij aankomst op 16 of 23 april vermoord.
Zie ook: De onbekende vrouw in Sobibor.
Belangrijkste bronnen:
- NL-HaNA, BiZa / Armwezen, 1918-1947, 2.04.55, inv.nr. 630.
- NL-HaNA, Justitie / Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR), 2.09.09, inv.nr. 108722 (PF Arnhem dossier E18950).
- NL-HaNA, Isp. Staatstoezicht Krankzinnigen, 2.15.40, inv.nr. 1103.
- NL-HlmNHA, 637 Directie van het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch te Castricum (Bakkum), inv. nr. 243, fol. 0025.
- NL-ZuRAZ, toegang 110, inv. nr. 812.
- NL-ZuRAZ, toegang 110, inv. nr. 1020 no. 2511 / no. 4466.