Verhaal

Louis Wolff

Door: carla

 

Louis Wolff  was een zoon van Israël Wolff en Sara Philipson.  Hij trouwde op 11 november 1915 met Sara de Leeuw ( 1889 - 1922). Het echtpaar woonde toen in Alphen aan de Rijn. Zij hadden drie kinderen gekregen, twee dochters en een zoon, allen geboren te Nijmegen tussen 1916 en 1919. Vader Louis Wolff vestigde zich in januari 1923 opnieuw in Nijmegen komende vanuit Alphen aan de Rijn, waar zijn vrouw op 5 november 1922 was overleden.

Zijn dochter Sophie was in het begin van de oorlog werkzaam in het Apeldoornsche Bosch en zijn dochter Rebecca was werkzaam in het verpleeghuis voor ouderen in de Valeriusstraat 24 te Amsterdam. Daarna zijn zij gaan werken in het Rusthuis Halberstadt aan de Plantage Middenlaan 17 te Amsterdam. Volgens de archief kaarten van de Gemeente Amsterdam en de Rode Kruiskaarten zijn beide dochters met als laatste adres de Plantage Doklaan 28 II opgepakt en weggevoerd naar Westerbork. Daarvandaan zijn zij getransporteerd op 1 juli 1943 naar Sobibor. Het zou ook kunnen zijn dat de dochter Rebecca in 1943 in Den Haag is opgepakt en is weggevoerd naar Westerbork.

Zijn zoon Jacques Wolff (Nijmegen 29-10-1917 - Landerd 26-12-2000) heeft als korporaal in Nederlands Indië gevochten en is krijgsgevangen gemaakt. Tijdens zijn krijgsgevangenschap heeft hij aan de Birma spoorlijn gewerkt. Hij zat hij in kamp VIII en heeft de oorlog overleefd.
 
Binnen Nijmegen  verhuisde Louis Wolff tussen 1923 en 1941 zeven keer. Op 60 jarige leeftijd trok hij met Moses Azderbal in bij de pensionhouders Harry Hermann Löwenstein en zijn vrouw Ottilie Meier. In pension "Löwenstein", Madoerastraat 24. Tijdens de razzia van 17/18 november 1942 werden alle bewoners van dit adres opgepakt. Ottilie Löwenstein-Meier, haar beide ouders en Louis Wolff  werden na aankomst in Auschwitz vergast. Harry en Moses moesten nog dwangarbeid verrichten en zijn ergens in midden Europa omgekomen/omgebracht. 
www.oorlogsdodennijmegen.nl.

De bron is gedeeltelijk aangepast op 30-9-2024