Verhaal

Hartog Vas Dias

Opgepakt bij razzia op zondag 23 februari 1941. Auteur Wally M. de Lang

Hartog Vas Dias groeide op als middelste zoon in het jongensgezin van Abraham Vas Dias en Esther Locher. Hij werd geboren in de Albert Cuijpstraat, maar groeide samen met zijn vier broers op in de Lange Houtstraat, om de hoek van het Waterlooplein. Zijn vader was aanvankelijk sigarenmaker en zijn moeder ‘sigarettenwerkster’. Later verdiende Abraham de kost als briljantversteller. Toen de werkgelegenheid in Amsterdam minder werd, vertrok hij met zijn gezin naar Antwerpen, waar de diamantindustrie bloeiender was. Het jongere broertje van Hartog, Arnold, werd in Antwerpen geboren.

Hartog en drie van zijn broers gingen na de lagere school in de leer bij een diamantslijperij in Antwerpen. In januari 1929 keerde het gezin Vas Dias terug naar Amsterdam. Hartog en zijn vader gingen vanaf 1934 aan de slag als venter. Abraham verkocht vis, Hartog bracht, afhankelijk van het seizoen, aardappels, groenten en fruit, soms bloemen en planten en korte tijd ook vis aan de man. Hij had een ventwijk in Amsterdam-Zuid.

Midden jaren dertig leerde Hartog regenjassenmaakster Rozet Wegloop kennen, de oudste dochter uit het gezin met acht kinderen van Jonas Wegloop, een handelaar in ‘oude rommel en oud roest’. Ze was grotendeels opgegroeid in de Jodenbuurt. Begin oktober 1935 traden Hartog en Rozet in het huwelijk. Ze vonden een woning in de Albert Cuypstraat, waar een jaar later dochtertje Esther werd geboren. Anderhalf jaar later volgde nog een meisje, Elisabeth. Zij werd geboren in de Zwanenburgerstraat, waar het jonge gezin inmiddels naartoe was verhuisd. Niet lang daarna trokken ze met zijn vieren in een achterkamer van een kleine etage in de Lange Houtstraat, een voor beide echtelieden bekende straat omdat ze daar in hun jongere jaren hadden gewoond.

Hartog werd op zondagochtend 23 februari 1941 tijdens de razzia in de Jodenbuurt opgepakt. Samen met een groot aantal andere Joodse jonge mannen werd hij naar kamp Schoorl overgebracht, en van daaruit enkele dagen later naar Buchenwald. Op 22 mei 1941 volgde de deportatie naar Mauthausen. Daar kwam de 28-jarige Hartog op 22 september om het leven. In de kampregistratie werd als ‘officiële’ doodsoorzaak ‘Overleden aan zieken van de overige vrouwelijke geslachtsorganen’ vermeld. In de lijst met ‘onnatuurlijke doodsoorzaken’ staat dat Hartog 'auf der Flucht erschossen' is.

Echtgenote Rozet en haar twee kinderen werden eind november 1942 in Auschwitz vermoord. De ouders en de twee nog thuiswonende broers van Hartog hebben enige tijd in de valse hoop geleefd dat het baantje dat vader Abraham bij de Joodse Raad had weten te bemachtigen ‒ hij werkte op het depot van de groentedistributie ‒ hen zou vrijstellen van deportatie. De Sperre die hij had gekregen, bleek uiteindelijk van generlei waarde. Vader Abraham, moeder Esther en drie van Hartogs broers werden gedeporteerd en in vernietigingskampen van de naziʼs vermoord. Broer David, die in Antwerpen woonde en met een Belgische vrouw getrouwd was, probeerde van daaruit te vluchten, maar werd in Frankrijk opgepakt. Hij werd in Auschwitz omgebracht.

Begin oktober 1935 trad Hartog Vas Dias in het huwelijk met Rozet Wegloop. Ze vonden een woning in de Albert Cuypstraat, waar dochtertje Esther werd geboren. Anderhalf jaar later volgde nog een meisje, Elisabeth. Zij werd geboren in de Zwanenburgerstraat. Niet lang daarna betrokken ze een achterkamer van een kleine etage in de Lange Houtstraat 24.
Lange Houtstraat, foto Dienst Bouw- en Woningtoezicht, 1922.
Stadsarchief Amsterdam
Aantekeningen op een naoorlogs kaartje betreffende Hartog Vas Diaz door het onderzoeksteam van het Rode Kruis. De opgave van de doodsoorzaak maakt voldoende duidelijk dat het altijd om gefingeerde oorzaken ging.
Collectie Rode Kruis
Naoorlogse aantekening door onderzoekers die gegevens over omgebrachte personen trachtten te achterhalen dat Hartog Vas Diaz ‘op de vlucht doodgeschoten’ is. Collectie Rode Kruis