Verhaal

De familie van Meijer Polak en Mietje Arpels

Door: Astrid

Salomon Arpels, Rebecca Polak en Mietje Arpels. De foto's van de ouders van Mietje (schoonouders van Meijer Polak) zijn afkomstig uit het Felix Archief van Antwerpen en zijn van 1933. De foto van Mietje is afkomstig uit "Het Boek der Tranen" en is van 1941.

Meijer Polak was het 1e kind van Abraham Polak en Femmina Caransa. Op 18 mei 1936 werd hij ongeschikt bevonden voor de militaire dienst. Tijdens zijn keuring was hij behanger van beroep en had hij 8 klassen Lager Onderwijs genoten.

Vijf jaar later, op 1 april 1942, trouwde hij in Amsterdam met handwerkster (in een confectieatelier) Mietje Arpels, dochter van Salomon Arpels en Rebecca Polak uit Amsterdam.

De ouders van Mietje hadden sinds 1922 in de stadsdistricten Borgerhout en Deurne in Antwerpen gewoond, waar haar vader Salomon koopman in ongeregelde waar was, voordat zij in 1935 naar Amsterdam terugkeerden. Zijn beroep werd later marktkoopman in stoffen.

Na hun trouwdag bleven Meijer en Mietje allebei bij hun eigen ouders thuis wonen. Meijer aan de Louis Bothastraat 28 II hoog en Mietje aan de Ben Viljoenstraat 18 I hoog, allebei in de Transvaalbuurt. Ze woonden zo toch niet ver van elkaar: 2 blokjes om en ze konden elkaar bezoeken.

Meijer bleef werkzaam als behanger. Mietje was sinds 8 juli 1941 werkzaam bij de firma Hollandia-Kattenburg, een bedrijf dat bekend stond om de succesvolle productie van waterdichte (Falcon) regenjassen door middel van een nieuwe productiemethode: het vulkaniseren van rubber.

Het bedrijf was begonnen in de Warmoesstraat, maar groeide zo sterk dat er een nieuwe locatie werd gezocht. In 1912 werd de firma aan de oever van het IJ gevestigd, aan de Valkenweg in Amsterdam Noord. Bij Hollandia-Kattenburg in Noord werkten in 1940 740 mensen, waarvan ongeveer de helft Joods was. Het bedrijf stond algemeen bekend als een Joodse firma. Om overname door de Duitsers te voorkomen, traden de Joodse bestuurders in november 1940 af en maakten ze plaats voor niet-Joodse bestuurders. Toch werd er alsnog een Duitse Verwalter benoemd om het bedrijf te leiden. Omdat het bedrijf ook uniformen en grondzeilen aan de Wehrmacht leverde, waren de Joodse medewerkers en hun families in eerste instantie gevrijwaard van transport. Maar in november 1942 begonnen geruchten de ronde te doen dat medewerkers sabotage pleegden en de Duitsers kregen in die periode ook haast met het afvoeren van alle Joden, om Nederland “Judenrein” te maken. Op 11 november 1942 werd er onder de medewerkers van Hollandia-Kattenburg een grote razzia gehouden: aan het eind van de dag, om 16.30 uur, werden 367 Joodse medewerkers met veel stampei door een grote ploeg van de Sicherheitspolizei opgepakt. Direct daarna zijn ook hun familieleden uit hun huizen opgehaald. Een deel van de medewerkers (160) werd beschuldigd van sabotage en naar de gevangenis in Scheveningen overgebracht. De overige medewerkers en hun families (802) zijn naar Westerbork afgevoerd en daarna onder meer met wat het “Kattenburg-transport” werd genoemd naar Auschwitz doorgestuurd. Er zijn slechts 8 mannen van deze razzia teruggekeerd.#

Mietje heeft deze doelgerichte razzia niet meegemaakt. Zij werd al eerder opgepakt. Van haar zijn 4 kaarten uit de cartotheek van de Joodsche Raad gevonden, met verschillende data waarop zij mogelijk al in Westerbork zat: 17 juli of 6 september 1942. Haar ouders, Salomon en Rebecca, kwamen op 5 september 1942 in Westerbork terecht. Het contactadres dat de ouders van Mietje en Mietje zelf hadden laten noteren was dat van hun schoonzoon en zwager Verwillegen, de man van Sientje Arpels (zus van Mietje).  

Sientje Arpels en haar man hebben de oorlog overleefd. Mietje is samen met haar ouders op 9 september 1942 op transport naar Auschwitz gezet, waar zij allemaal direct na aankomst zijn vermoord.

Haar man, Meijer Polak, werd volgens zijn kaart uit de cartotheek van de Joodsche Raad op 17 juli 1942 opgepakt en naar Westerbork gebracht. Hij ging met hetzelfde transport als zijn vrouw Mietje en haar ouders richting Auschwitz, maar hij werd op station Kosel geselecteerd als één van de 110 mannen die dwangarbeid in de nabijgelegen subkampen moesten verrichten. Meijer kwam via kamp Niederkirch in kamp Seibersdorf terecht, waar hij op 14 december 1942 is omgekomen. Volgens de getuigenis van Pierre Arpels, een broer van Mietje die de oorlog eveneens heeft overleefd, is Meijer daar aan tyfus overleden.

#Op de website Joods Amsterdam is een aparte pagina aan de Hollandia-Kattenburg fabriek en het lot van de Joodse medewerkers gewijd. Informatie hiervan is in de tekst verwerkt. De Duitse inval in de fabriek is op veel momenten en veel plekken vastgelegd. Zo hebben de televisieprogramma´s EenVandaag op 10 november 2017 en Andere Tijden op 21 oktober 2020 een special gewijd aan het familiebedrijf Hollandia-Kattenburg en de razzia. De firma Hollandia-Kattenburg heeft de foto's van de Joodse medewerkers die zijn omgebracht gebundeld in “Het boek der tranen”. Dit boek is ondergebracht in de collectie van het Joods Historisch Museum in Amsterdam en is raadpleegbaar via de website van het Joods Cultureel Kwartier.

Gebaseerd op de indexen van het stadsarchief van Amsterdam en op informatie van de websites van oorlogslevens.nl, Delpher.nl, de Arolsen Archives, het Nationaal Archief, het Felix archief van Antwerpen, Joods Cultureel Kwartier, Joods Amsterdam, en websites van en over de Hollandia-Kattenburg fabriek en haar geschiedenis.

Media bestand