Verhaal

In Memoriam I

Simon Abraham Noach is de zoon van Abraham Salomon Noach, koopman in lompen en winkelier, en van Sophia Berg. Simon Abraham is één van de veertien kinderen uit het gezin. Eén kindje wordt levenloos geboren en een ander kindje sterft na één dag. De ouders van Simon Abraham overlijden respectievelijk in 1923 en 1932.

Simon Abraham groeit op in zijn geboortestad Deventer en verhuist met zijn ouders op onbekende datum naar Arnhem. Op achtjarige leeftijd verhuist het gezin opnieuw, nu vestigen zij zich in Zutphen. In de loop der jaren verhuizen zij enkele malen binnen het stadje.

Op negentienjarige leeftijd (1903) wordt Simon door het leger opgeroepen om een keuring te ondergaan. In het militieregister staat dat hij 1 meter 63 lang is, en dat zijn ogen zwak zijn. Ook wordt vermeld dat hij koopman is. Er wordt op een later moment vervolgonderzoek gedaan naar zijn zicht, hij wordt vanwege het veel voorkomende astigmatisme (wazig zicht en moeite met zowel dichtbij als veraf zien) voorgoed vrijgesteld van dienstplicht.

Grietje Velleman is de dochter uit het huwelijk van koopman Isak (Izaak) Velleman en Jeltje Izaaks. Naast Grietje krijgt het echtpaar nog vier dochters (Naatje, Béla, Selina, Bertha) en twee zonen (Abraham en Mozes).

De ouders van Grietje overlijden respectievelijk in 1921 en 1930. Béla overlijdt in 1927, zus Selina overlijdt in 1941 in Rotterdam en zus Naatje wordt in 1943 in Sobibor omgebracht. Alleen zus Bertha overleeft de oorlog en sterft enkele maanden later.

Grietje gaat januari 1906 in Leiden wonen, in het pand waar haar zus Naatje al ruim twee jaar als winkeljuffrouw werkt. Grietje wordt in het bevolkingsregister genoemd als winkelbediende. Na een half jaar vertrekt vertrekt haar zus uit Leiden. Grietje zelf blijft nog tot september 1908 in de Sleutelstad en keert weer terug naar haar geboorteplaats.

Béla, de zus van Grietje, trouwt in 1907 met een broer van Simon Abraham, namelijk Samuel Abraham (‘De man van Deventer’).

Grietje verlaat na ruim een jaar Leeuwarden (oktober 1909) en gaat bij haar zus Béla en zwager in Zutphen wonen. In augustus 1910 keert ze terug naar Leeuwarden (de Leeuwarder Courant vermeldt: oktober 1910).

Simon Abraham en Grietje treden met elkaar in het huwelijk. De plechtigheid vindt plaats op 21 september 1910 in Leeuwarden. Simon is zesentwintig en Grietje is één jaar jonger. In de akte wordt hij koffiehuishouder genoemd. In het bevolkingsregister wordt hij caféhouder genoemd. Het betreft een woon- en werkpand.

Op een ongedateerd moment in het bevolkingsregister wordt Simon Abraham genoemd als koopman in gebruikte zakken.

Tussen maart 1911 en januari 1919 krijgt het gezin vier dochters: Sophia, Clara Dina, Bertha en Dina. In de geboorteaktes van de drie oudsten staat Simon Abraham als logement- c.q. hotelhouder genoemd, bij het jongste kind koopman in manufacturen. Wat opvalt is dat Simon rond de geboorte van zijn twee oudste kinderen ook op de markt in Apeldoorn staat, een krantenartikel uit 1930 verwijst hier naar: Meer dan 18 jaar is de heer Noach al een bekende op de Apeldoornsche markt. De markt zal als opmaat dienen naar een winkelpand.

In 1919 bestiert hij met zijn vader een zaak die zowel de toepasselijke als eenvoudige naam ‘A.S. Noach & Zonen’ draagt. In het register van de Kamer van Koophandel wordt slechts één zoon als vennoot van zijn vader genoemd: Simon Abraham. In 1921 wordt notarieel vastgelegd dat Simon Abraham de zaak overneemt. De koopwaar blijft hetzelfde als in de tijd van zijn vader: lompen, huiden, metalen, afval, goud- en zilverwerken, manufacturen en nieuwe- en gebruikte kleding.

1923
In november 1923 verhuist het gezin naar het Sophiaplein 6 in Apeldoorn, dit wordt ook het nieuwe zakelijke adres. Naast de verhuizing wordt op papier de koers gewijzigd: ‘kleinhandel in manufacturen’. Al snel is de ‘Goedkoope Simon’ de werknaam van de zaak, later is er ook een formele naam: Apeldoornsche Textiel Groothandel.

Vanaf het moment van de verhuizing adverteert Simon Abraham met zijn aanbod en vermeldt dat hij ook op de markt te vinden is. Hij staat op wisselende dagen op de markt. Op andere dagen kunnen klanten terecht op zijn woonadres waar ook de winkel gevestigd is, hij heeft vesten, jumpers, japonnen en sportmantels te koop liggen. Hij adverteert in januari 1925 met zuiver Vlaams linnen, vanwege een gunstige wisselkoers ten opzichte van de periode vóór de Eerste Wereldoorlog is Simon Abraham met kerst naar België en Vlaanderen afgereisd om voordelig zo’n achtendertig honderd el Vlaams linnen in te kopen. Hij voegt eraan toe dat men voor de oorlog het dubbele betaalde voor deze linnen ten opzichte van linnen uit eigen land. Men kan naar de winkel komen, maar belangstellenden kunnen ook een briefje sturen en dan zal hij gratis stalen aan de deur brengen: ‘Want venten doe ik niet, en Goedkoope Simon komt u persoonlijk bezoeken’. Door het vervolg lijkt hij te waarschuwen voor deur-aan-deur verkopers die in zijn naam goederen aan de man proberen te brengen: ‘Want wie er ook aan u aan de deur komt, nogmaals, ik laat niemand voor mij venten met linnens’.

In 1925 laat Simon weten dat zijn winkel naar de bovenverdieping, het woongedeelte van het pand, wordt verplaatst. Hij kondigt dit aan in een zelfgeschreven tekst, de melodie schrijft hij niet zelf.
Modeshow-Marsch!
Goedkoope Simon laat hier weten!
Dat hij naar hooger is verkast;
Een ander wordt omlaag gesmeten,
Die niet op zijne zaken past.
Goedkoope Simon kent zijn klanten,
Die hij bedient, zooals 't behoort,
Hij is alleen, heeft geen firmanten;
Hij drijft zijn eigen zaken voort!
Je hoeft maar op de knop te drukken
Dan opent zich zijn woonhuisdeur;
En heeft [lees: hoeft?] niet óp de trap te bukken
Men krijgt bij hem ook geen malheur.
Komt, dames, op zijn winkel boven;
Goedkoope Simon is galant;
Je zult zijn handel schittrend loven,
En gaat gekleed naar nieuwsten trant.

Op 14 november van datzelfde jaar (1925) verhuist het gezin en de winkel naar de Stationsstraat 67 (nu: 147), hoek Beekstraat. De krant omschrijft het als een ultra-moderne winkel. Een ieder die tijdens de opening voor tweeëneenhalve gulden (nu: € 20) aan inkopen doet krijgt een speculaaspop cadeau. Een actie die het echtpaar vaker inzet en uit overlevering komt naar voren dat het grote aantallen mensen naar de winkel trok. Het jaar daarop behaalt hij een gedeelde eerste prijs, de eveneens Joodse manufacturen koopman Mozes Simon Poppers (1859-1942). Het betreft een serie prijzen binnen de verschillende facetten van het marktwezen, en is gekoppeld aan de feestelijke heropening van de markt.

1929:
In 1929 heeft Simon Abraham het plan om zijn winkel uit te breiden, de lokale krant doet verslag en vermeldt waar de extra ruimte vandaan is gekomen: Zakennieuws. Blijkens een advertentie in dit nummer, bericht de heer S. Noach, meer bekend bij het publiek onder den naam „De Goedkoope Simon”, Stationsstraat 67, hoek Beekstraat, de heropening van zijn winkel op zaterdag 27 april a.s. De uitbreiding van zaken maakte het noodzakelijk de etalageruimte te vergrooten. Onder architectuur van den heer J. A. Heuvelink is men hierin volkomen geslaagd, door van een aan den winkel grenzende kamer aan de zijde van de Stationsstraat, een flinke ruimte af te staan welke thans verbouwd is geworden tot een mooie, groote etalage-kast. Het geheel vormt thans een flink geheel en mag weder als een aanwinst voor de Stationsstraat beschouwd worden.

1930:
In november 1930 plaatst de Nieuwe Apeldoornsche Courant het volgende bericht: Zakenjubileum. De
manufacturenzaak van den heer S. Noach, Stationsstraat 67, beter bekend onder den naam van „De Goedkoope Simon", herdenkt zaterdag haar 10-jarig bestaan, waarbij tevens het 5-jarig bestaan van zijn winkel aan de Stationsstraat herdacht wordt. Voor tien jaar geleden opende de heer S. Noach, zijn manufacturenwinkel aan de Sophialaan, doch weldra bleek dit pand te klein te zijn en werd het noodzakelijk een ander pand te betrekken. Heel gelukkig is hij toen geslaagd in het pand Stationsstraat hoek Beekstraat. Meer dan 18 jaar is de heer Noach al een bekende op de Apeldoornsche markt. Voor verdere bijzonderheden verwijzen wij naar de advertentie in dit nummer.

1932:
In maart 1932 viert de plaatselijk Joodse gemeente hun veertigjarig jubileum, daarnaast is er een uitbouw van het gebedshuis gerealiseerd. Om hier bij stil te staan wordt er een feestavond georganiseerd, met onder meer een revue. Simon Noach en zijn dochter Sophia worden samen met andere geloofsgenoten genoemd, de dochters hebben een aandeel gehad in de opvoering van de revue. Tien maanden later voert de Apeldoornsche Joodsche Tooneelvereeniging een stuk op. De Nieuwe Apeldoornsche Courant somt namen van mannen en vrouwen op die een kleine rol voor hun rekening hebben genomen, waaronder ‘de heer S. Noach’ en ‘Goudsmit’. Dit verwijst hoogstwaarschijnlijk naar Simon Abraham Noach en Philippus Goudsmit (1899-1941). De verslaggever is tevreden: Allen hebben op een duidelijke wijze getoond de tooneelkunst op een dusdanige wijze te beoefenen dat zij zeer zeker in aanmerking kunnen komen voor een grootere rol.

21 november 2021