Abraham Witteboon was een zoon van Simon Witteboon en Schoontje Uijekruijer. Hij trouwde op 30 October 1901 in Amsterdam met Vogeltje van West, geboren op 26 Maart 1880 als een dochter van Salomon van West en Betje Lelie. Het echtpaar kreeg drie kinderen, t.w. Susanna op 12 Maart 1902, Salomon op 7 November 1903 en Clara op 28 September 1906.
Hun kinderen Susanna en Salomon waren gemengd gehuwd en overleefden daardoor de oorlog. Alleen de jongste, Clara trouwde in 1935 met de Joodse Isaac Vischjager, een zoon van Jacob Vischjager en Vrouwtje Lelie. Zij kregen twee zoontjes, Leo in 1938 en Theo in 1942 maar werden als gezin op 4 Juni 1943 in Sobibor vermoord.
Nadat Abraham Witteboon en Vogeltje van West in 1901 waren getrouwd, woonden zij in de Kerkstraat 347 in Amsterdam. Er volgden nog een 7-tal verhuizingen, toen Vogeltje van West op 18 Augustus1910 overleed. Zij woonde toen met haar man en kinderen in de Blasiusstraat 19 1e etage en werd slechts 30 jaar.
Vervolgens hertrouwde Abraham op 6 Juli 1911 in Zaandam met Elisabeth Sluijs, een dochter van Ezechiël Sluijs en Saartje van Wezel; zij was geboren in Amsterdam op 31 Juli 1875. Na hun huwelijk betrokken zij een woning in de Graaf Florissstraat 21 II in Amsterdam. Daar werd op 7 Februari 1913 hun dochter Sara geboren.
Sara Witteboon huwde eind Juli 1942 Arnold de Levita, geboren op 27 April 1918 als zoon van Louis de Levita en Aaltje van Kollem. Ook Sara werd op 4 Juni 1943 in Sobibor vermoord en haar echtgenoot Arnold de Levita kwam op 31 Maart 1943 in Midden Europa om het leven.
In Augustus 1931 verhuisde het gezin van Abraham Witteboon naar de Berkelstraat 9 II in de Amsterdamse Rivierenbuurt en in December 1937 naar de Meerhuizenstraa 8 II, waarna alléén Abraham op 10 September 1942 introk in rusthuis Van Zweden op de Plantage Parklaan 6 boven.
In dit rusthuis verbleven in de oorlog veel Joodse mannen, voor wie dit huis in veel gevallen het laatste adres was, voor anderen weer een doorgangshuis naar o.a. Het Apeldoornsche Bosch. Zijn vrouw Elisabeth Sluijs bleef achter in de Meerhuizenstraat waarna zij – vermoedelijk gedwongen – op 18 Maart 1943 naar de Transvaalbuurt van Amsterdam-Oost moest verhuizen en introk bij haar dochter Sara in de Hofmeyrstraat 35 II, die daar sinds 15 Februari 1943 al woonde.
Op 25 Mei 1943 moesten 7000 Joden zich melden op de Polderweg in Amsterdam-Oost, waar vlak daarbij het treinstation Muiderpoort was gelegen. Echter slechts 500 personen verzamelden zich op de Polderweg, urenlang wachtend op de trein die hen naar Westerbork zou afvoeren.
Ook Elisabeth Sluijs behoorde tot deze 500 Joden, die op die 25e Mei in Westerbork terechtkwamen. Elisabeth werd ondergebracht in barak 58 en op 1 Juni gedeporteerd naar Sobibor en bij aankomst op 4 Juni 1943 onmiddellijk in de gaskamers daar vermoord.
Abraham Witteboon daarentegen werd al op 19 Januari 1943 afgevoerd naar Westerbork en ondergebracht in barak 84, de z.g. “oudeliedenbarak” Op 23 Januari vertrok er een z.g. ziekentransport met 516 slachtoffers uit de ziekenbarak 83 en oudeliedenbarak 84 naar Auschwitz, waar Abraham Witteboon bij aankomst op 26 Januari 1943 direct in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau werd vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief van Amsterdam, gezinskaart van Abraham Witteboon, archiefkaarten van Abraham Witteboon en Elisabeth Sluijs; overlijdensakte 4983 van 19-08-1910 -reg. 9-fol.16 voor Vogeltje van West; het archief van de Joodsche Raad, registratiekaarten van Abraham Witteboon en Elisabeth Witteboon-Sluijs; website Joods Amsterdam/Plantage Parklaan 6 Amsterdam; website oorlogsbronnen/Polderweg/25 Mei 1943; Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl/transport 23 Januari 1943 en een toevoeging van een bezoeker van de website.