Verhaal

Opgepakt aan de Molenstraat in Ede

In 1943 vlucht de Amsterdamse Joodse familie Leijdesdorff-Hoek naar Ede. Het gezin bestaat uit de ouders Isaäc en Sarina en hun twee dochters Hanneke en Jenneke van 4 en 6 jaar oud. Het jonge echtpaar Gerrit van den Berg en Co Welbedacht vangen de beide dochters op. Ze wonen drie maanden veilig aan de Paasbergerweg, spelen buiten en gaan naar school. De ouders zitten ondergedoken bij expediteur Karssen berg aan de Molenstraat, vlakbij de spoorlijn Ede-Amersfoort. Na enige tijd lijkt de Sicherheitsdienst (Duitse geheime veiligheidsdienst) de familie op het spoor te zijn. Co brengt de meisjes terug naar Amsterdam waar ze door bekenden worden opgevangen.

Arrestaties
Op 9 juli 1943 stopt ’s avonds een auto voor het vrijstaande huis aan de Molenstraat. Vijf Duitsers stappen uit. De operatie wordt geleid door de Ortskommandant (Duitse plaatselijke militaire commandant), Fregattenkapitän Hans Kersten van de Kriegsmarine. Na een ruwe huiszoeking worden Karssenberg, het Joodse echtpaar en een derde onderduiker gearresteerd. Ze moeten lopen naar het bureau van de Ortskommandant aan de Klinkenbergerweg en worden vervolgens naar de kazerne overgebracht.

Tragisch transport
Karssenberg komt vrij na 7,5 maand in concentratiekamp Vught. De drie Joodse gevangenen worden op 10 juli op transport gezet naar Amsterdam en later naar kamp Westerbork. Vandaar worden ze doorgezonden naar vernietigingskamp Sobibor waar ze op 23 juli 1943 worden vergast. Een jong Joods meisje - dat eveneens bij Karssenberg ondergedoken zit - weet zich verborgen te houden en wordt door het verzet in veiligheid gebracht als de Duitsers weg zijn. Beide meisjes Leijdesdorff overleven de oorlog. 

De gedenksteen in de bestrating herinnert aan het omgekomen Joodse echtpaar dat hier ondergedoken zat.

het bordje voor de ING bank waar hun verhaal wordt verteld.

De gedenksteen in Ede bij de plek aan de Molenstraat waar vroeger het huis stond waar Isaac en Sarina waren ondergedoken.