Op 27 februari 1943 sprong Albert Moses Depken omstreeks 5 uur ’s ochtends ter hoogte van Buurmalsen uit de trein. Hij kwam zo ongelukkig terecht, dat zijn rechterbeen werd afgereden. Hij werd door lijnwachters langs het spoor gevonden en werd naar het Stads- en Academisch ziekenhuis in Utrecht gebracht.
Burgemeester baron Van der Borch tot Verwolde van Buurmalsen schreef aan de Gevolmachtigde voor de Nederlandse Politie dat hij de eer had daarvan melding te maken. In dat bericht gaf hij bovendien de antecedenten van het slachtoffer. De burgemeester eindigde zijn bericht met: ‘Hij is gehuwd en is een Jood.’
Daarmee bracht de burgemeester de ongelukkige Depken verder in de problemen.
De in Hamburg geboren Albert Moses Depken was kapper in Amsterdam (op zijn Joodse Raad-kaart staat kleermaker), waar zijn ouderlijke gezin zich in 1922 vanuit Hamburg had gevestigd. Hij was op 6 maart 1940 getrouwd met de Amsterdamse Leentje Goudsmit en het echtpaar had op 6 september 1941 dochter Hendrina gekregen.
Een maand na de opname van Albert Moses Depken in het Utrechtse ziekenhuis, op 26 maart 1943, werden Leentje Depken-Goudsmit en baby Hendrina ingesloten in Kamp Vught. Daar bleven ze een dikke twee maanden geïnterneerd, waarna ze op 6 juni 1943 mee moesten met het beruchte kindertransport dat via Kamp Westerbork naar Sobibor voerde. Daar werden ze meteen na aankomst vergast.
Intussen lag Albert Moses Depken nog steeds met zijn zware verwondingen in het ziekenhuis. Tot de nacht van 4 op 5 oktober 1943. Ondanks zijn zware handicap ontvluchtte Depken het ziekenhuis. Waarschijnlijk kreeg hij daarbij hulp, want behalve een gipsen kunstbeen droeg hij ook nog eens opvallende kleding.
Om 2.55 uur die nacht verstuurde de Utrechtse politie het volgende alarmeringsbericht:
‘Hedenavond, Maandag 4 October 1943, is uit het Stads- en Academisch Ziekenhuis ontvlucht, Albert Moses Depken, geboren 5 Februari 1916, die in bedoeld ziekenhuis was opgenomen. Een zijner benen is geamputeerd, in de plaats waarvan hij een gips kunstbeen heeft. Gekleed in flanellen hemd, alsmede wit jasje met blauwe streepjes (Gestichtskleding). Arrestant van de Sipo Arnhem. Opsporing en aanhouding worden verzocht.’
Albert Moses Depken verloor de ongelijke strijd. Hoe lang hij uit handen van de Sicherheitspolizei kon blijven is niet bekend, maar op 16 april 1944 werd hij binnengebracht in het ziekenhuis van Kamp Westerbork (barak 6).
Op 32 juli 1944 volgde deportatie naar Theresienstadt, vanwaar hij op 9 oktober 1944 naar Auschwitz werd overgebracht. Opmerkelijk genoeg duurde het nog tot 28 februari 1945 voordat hij in Midden Europa om het leven kwam.
Gerrit van der Vorst