Verhaal

In Memoriam I

 

Frederik Hoogstraal is de zoon van borstelfabrikant Koppel Hoogstraal en Wilhelmina Hoogstraal-Frankforter. Zijn ouders krijgen nog zeven kinderen, twee van hen sterven voor de oorlog. Zijn vader overlijdt in 1938. Zijn moeder wordt naar doorgangskamp Westerbork gedeporteerd, waar ze wordt opgenomen in de ziekenbarak. Zij overlijdt in het kamp. Alleen broer Comprecht zal de oorlog weten te overleven.

Frederik groeit op in Uithuizen en verhuist met zijn ouders in de zomer van 1900 naar Amersfoort. Hier komt zijn oom Samuel (1864) bij het gezin inwonen. In september 1902 verhuist het gezin, met zijn oom, naar Apeldoorn. Frederik is dan veertien jaar. Zijn vader en zijn oom beginnen in 1904 een familiebedrijf, een machinale borstel-, bezem- en kwastenfabriek, gevestigd in de Oranjestraat op nummer 21 (nu: 15b). Het bedrijf krijgt geen onderscheidende naam en wordt telkens aangeduid als ‘borstelfabriek Oranjestraat’ of ‘borstelfabriek Gebroeders Hoogstraal’. De fabriek wordt in de eerste vijf jaar een paar keer uitgebreid. Het vak van borstelmaker zit in de familie, ook de beide opa’s van Frederik zijn of waren borstelmakers. In het bedrijf werken zowel familieleden als ‘vreemden’.

In de zomer van 1912 vertrekt Frederik naar Duitsland, het is onbekend naar welke plaats. Op een eveneens onbekende datum keert hij terug naar Apeldoorn. Hij verlooft zich in juni 1913 met de Duitse Paula Wolff die in Bibra woont. Mogelijk heeft Frederik in Bibra of omgeving gewoond. De verloving zal niet tot een huwelijk leiden.

Op een zomeravond in juli 1916 opent Frederik een winkel met de eenvoudige naam ‘Borstelhuis Hoogstraal’. Een verslaggever van de lokale krant komt enkele uren voor de opening een kijkje nemen. Hij schrijft: Hedenavond opent de heer F. Hoogstraal, in het perceel Deventerstraat no. 6, eene zaak in borstelwerken en huishoudelijke artikelen. Hedenmorgen hebben wij een kijkje kunnen nemen wat er in deze nieuwe zaak al zoo te koop is. Behalve fijn en grof borstelwerk uit de fabriek van fa. Hoogstraal alhier; dat in een ,,Borstelhuis” thuis behoort, treft men er een massa artikelen aan, die slechts min of meer verwant zijn aan het borstelwerk. Huishoudelijk keukengerief en toiletartikelen zijn in het magazijn ruim voorhanden. 

De indruk lijkt gewekt te worden dat de zaak van Frederik geen verlengstuk is van de borstelfabriek van zijn vader en oom (Oranjestraat 21) maar dat hij wel producten uit de fabriek verkoopt. In de beginperiode adverteert hij geregeld in de lokale krant. Hij laat weten onder meer het volgende te verkopen: tandpasta en tandenborstels, zemen, sponsen, kleer- en nagelborstels en scheerkwasten. Daarnaast kan men terecht voor kwasten, strijkplanken, meubelborstels en voor reparaties.

Een paar weken voor de opening van de winkel is Frederik in het huwelijk getreden met Jeannette Markus, een kantoorbediende. Jeanette sterft een kleine acht maanden later aan acute buikvliesontsteking.

Frederik gaat een of twee jaar later een relatie aan met Mathilda Gans.

Mathilda Helena Bertha Emma Gans is de dochter van David Abraham Gans, ‘vleeschhouwer’ en koopman, en van Frederika (Fratchen) Schwarz. Mathilda is één van de zes dochters uit dit gezin. In de verschillende pagina’s van het bevolkingsregister van haar geboorteplaats Winterswijk wordt één van haar namen afwisselend als Bertha en Bartha geschreven. Mathilda wordt ook wel Tilly genoemd.

Tilly woont in Winterswijk waar haar vader de functie van parnas (bestuurder van de Joodse gemeente) bekleedt. De ouders van Tilly overlijden respectievelijk in 1914 en 1934. Drie van Tilly’s zussen worden gedurende de oorlog omgebracht, de zussen Henriette en Amalia Sophia overleven de oorlog en overlijden respectievelijk in 1976 en 1979.

In 1905 vertrekt Tilly, zeventien jaar oud, alleen naar het Duitse Aurich. Waarschijnlijk staat ze hier een aaneengesloten periode ingeschreven. De reden van haar verblijf in Duitsland is niet bekend. De archivaris van het Niedersächsisches Landesarchiv merkt op, dat Tilly niet terug te vinden is in zijn archief. Het is aannemelijk dat Tilly, zoals gebruikelijk was, in Duitsland als hulp in de huishouding of als verkoopster is gaan werken. Omdat de Duitse tak van de familie Gans (deels) in deze omgeving woonde, heeft Tilly mogelijk bij familieleden onderdak gevonden. In 1909 keert ze terug naar haar ouders.

Frederik en Tilly maken hun ondertrouw in zowel het Nieuw Israëlitische Weekblad als in het Centraal Blad voor Israëlitische Huisgezinnen bekend, hij noemt zichzelf hierin Frits. Op 18 juni 1918 treden Frederik en Tilly, beiden zijn dan dertig jaar, met elkaar in het huwelijk, dat wordt gesloten in Winterswijk. De huwelijksinzegening vindt plaats in de synagoge. 

In deze periode maakt Frederik duidelijk dat de producten in zijn winkel “Uitsluitend prima qualiteiten van eigen fabrikaat” zijn. Het is niet met zekerheid vast te stellen of dit naar ‘De Ster’, de borstelfabriek van zijn vader en oom verwijst of naar zijn eigen werkplaats.

In 1919 start Frederik met zijn broer Hartog een eigen borstel- en kwastenfabriek, en de verkoop van aanverwante artikelen. De broers hebben blijkbaar zelf te weinig financiële middelen om het bedrijf zonder hulp op te zetten. Om die reden wordt een veehandelaar uit Winterswijk aangetrokken als commanditaire of ‘stille’ vennoot; degene die zorg draagt voor voldoende startkapitaal. De achternaam van de geldschieter verwijst naar een mogelijk familielid van Tilly’s moeder. Het bedrijf, dat de naam ‘Insulinde’ krijgt, is, vermoedelijk vanaf de oprichting in 1919 gevestigd op de Brinklaan 159 in Apeldoorn. Het bedrijf is te bereiken onder telefoonnummer 790.

In datzelfde jaar, op 14 november, bevalt Tilly van een dochter die de naam Wilhelmina krijgt. De pasgeborene is de vierde Wilhelmina in de familie; Frederiks moeder en zowel de dochter van Siemon als de dochter van Hartog, twee van zijn broers, dragen dezelfde naam.

Het bedrijf van Frederik en zijn broer gaat in 1921 failliet, getuige een bericht in de Haagsche Courant: Slapte in de nijverheid. De borstelfabriek ,,Insulinde" van de gebr. F. en H. Hoogstraal te Apeldoorn, is wegens slapte in het bedrijf, ten gevolge van het uitblijven van orders in de laatste dagen, stopgezet. De directie hoopt evenwel na niet al te langen tijd het bedrijf te kunnen hervatten. De fabriek krijgt een doorstart.

Op 22 november 1921 krijgen Frederik en Tilly een zoon, die de naam Karel krijgt. Twee jaar later, op 27 april 1923, krijgt het echtpaar een tweede dochter en haar noemen ze Frederika.

In 1922 breekt er brand uit in de borstelfabriek 'Insulinde'. Na de brand wordt het gebouw verkocht. De nieuwe eigenaren transformeren het bedrijfspand in een wasserij. Ondanks de verandering van bestemming en eigenaren behoudt het bedrijf de naam 'Insulinde'. Het pand van Frederik in de Deventerstraat blijft echter open.

Als in april 1925 de opa en oma van deze kinderen, Koppel Hoogstraal en Wilhelmina Hoogstraal-Frankforter, hun 40-jarig huwelijk hopen te vieren, zetten acht van hun kleinkinderen, elk met hun eigen adres genoemd, een felicitatie in de krant. Karel wordt bij zijn roepnaam vermeld, Wilhelmina wordt Willy genoemd en opvallend is de naam ‘Freddy’, dit kan niemand anders zijn dan Frederika.

Bronnen: Archief Eemland (historische kranten), Gemeente het Hoge Land, Gemeentearchief Den Haag, Erfgoedcentrum Achterhoek Liemers, ‘Het Apeldoornsche Bosch’ door Hanneke Oosterhof, Stadsarchief Amsterdam, Stadsarchief Rotterdam en Stichting Sobibor. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).

22 september 2024