Verhaal

Méér over het transport van 10 November 1942, Westerbork -> Auschwitz.

Uit de Publicatie "Auschwitz III", deportatietransporten in de z.g. Cosel periode, uitgegeven October 1952 door het Nederlandse Rode Kruis.

Intro (uit pagina 12 sub 6.)

Een overzicht van het transport van 10 November 1942 , met vermelding van het aantal gedeporteerden en  het aantal arbeidsgeschikten, dat naar schatting in Cosel is uitgestapt, alsmede de globaal gevolgde route's, (d.w.z. de kampen, waarin grote groepen van het transport achtereenvolgens tot de aankomst in Blechhammer, in het ressort Gross Rosen, in het ressort Auschwitz- Birkenau-Monowitz of in Gleiwitz hebben verbleven, maar buiten beschouwing gelaten de verplaatsingen van kleine groepen of afzonderlijke personen, bijvoorbeeld zieken, vaklieden, gestraften e.d.).  Als laatste (nr. 5) is het aantal overlevenden vermeld.

1): Transportdatum vanuit Westerbork  ……………………..  10 November 1942

2): Totaal aantal gedeporteerden …………………….………….  758

3): Aantal mannen ± uitgestapt in Cosel (15-50 jaar) ...... 180

4): Door het grootste deel van het transport gevolgde route v.a. St. Annaberg, Johannsdorf, Klein Mangersdorf, Oderberg, Malapane, Seibersdorf , Blechhammer en enkelen naar ressort Gross Rosen.

5): Aantal overlevenden ……………………………………………….   9

Uit pagina 27: Transport van 10-11-42 uit Westerbork - Aangekomen in Blechhammer:

  1. 1 rep.(x) op 4 Dec '42 uit Klein Mangersdorf (transportsterkte niet opgegeven).
  2. 1 rep.(x) begin Mrt.44 uit Malapane met 30 Nederlanders
  3. 1 rep.(xx) zomer '43 uit Seibersdorf met 50 Nederlanders. Deze rep. vertrok voorjaar '44 als schoenmaker naar St. Annaberg; vandaar kwam hij in de zomer van '44 terug in Blechhammer

 x = meegegaan in een evacuatietransport  -  xx = bevrijd in Blechhammer

Pagina 33: Transport van 10-11-42 uit Westerbork  -  Aangekomen in het ressort Gross Rosen:

A): 1 rep. op 25-April '43 uit Johannsdorf in Neukirch (transportsterkte niet opgegeven). Verdere route: 7 Maart '44 naar Edmannsdorf en vervolgens naar Hirschberg.Januari '45 op evacuatie-transport via Edmannsdorf en Reichenau naar Theresienstadt, alwaar bevrijd.

B): 1-rep. op 22 November '42 uit St. Annaberg in Tränke met 70 Nedelanders. Verdere route: 14 December '43 naar Wisau. Mei 44 naar Bunzlau. Op evacuatie-transport via Buchenwald-Ellrich naar Bergen Belsen.

C): 1 rep. in Juni 43 uit St. Annaberg in Ludwigsdorf met een onbekend aantal Nederlanders. Verdere route: Augustus '44 naar Faulbrück, en vervolgens naar Reichenbach, alwaar op 7 Mei 45 bevrijd.

D): 1 rep. op 22 Januari '43 uit Johannsdorf via Brande in Ludwigsdorf met nog 1 Nederlander. Verdere route: 14 Februari  '43 naar Markstadt als enige Nederlander. (in Markstadt bij aankomst ook geen Nederlander aangetroffen; later kwam er 1 binnen, onbekend van waar). Maart '44 naar Fünfteichen met de andere Nederlanders. (in Fünfteichen nog 3 Nederlanders aangetroffen). 22 Januari '45 op evacuatie-transport via Gross Rosen-Buchenwald-Bissingen naar Allach/Dachau, alwaar 30 April 1945 bevrijd.

Uit Paragraaf 11: Vanaf pagina 41: Afzonderlijke transporten; Pagina 53 en 54, Het transport van 10 November 1942.

Het in Cosel uitgestapte contingent ging in zijn geheel naar St. Annaberg. Vandaar uit is elk van de 9 repatrianten een verschillende route gegaan, telkens met groepen van andere transporten. Uit de verklaringen valt af te leiden, dat sommige dezer groepen via Klein Mangersdorf en/of Sakrau, Malapane en Seibersdorf zijn terechtgekomen in Blechhammer, andere rechtstreeks dan wel via Johannsdorf, Ludwigsdorf of Gogolin zijn afgevoerd naar het ressort Gross Rosen. Er valt ook voor dit transport geen andere conclusie te trekken dan dat zij, die niet in Blechhammer of elders zijn aangetroffen, moeten worden geacht te zijn overleden uiterlijk eind Maart 1944 (tijdstip der beëindiging van de samentrekking van de bezettingen der "Zwangarbeitslager" in Blechhammer en begin van een meer overzichtelijke situatie in het ressort Gross Rosen).

De plaats van overlijden: één der arbeidskampen in Silezië (Polen).

Voor de Blechhammer- gevallen geldt de algemene conclusie in paragraaf 12 van dit hoofdstuk.

Paragraaf 12 : Algemene Blechhammer conclusie.  (pagina 59 en 60)

Gelet op de algemene gang van zaken in Blechhammer, zoals deze in de voorgaande bladzijdes is geschetst, kan daarom veilig worden aangenomen, dat in het algemeen zij, van wie slechts is vermeld, dat zij in Blechhammer zijn aangetroffen, doch van wier bestaan niet meer is gebleken na 31 Maart 1944, moeten worden geacht uiterlijk op die datum te zijn overleden.

Berekend is, dat bij aanvaarding van deze restrictie vrij nauwkeurig het bekende cijfer van 4- à 500 man, die bij de evacuatie van Blechhammer nog in leven moeten zijn geweest, wordt benaderd, hetgeen de juistheid van het gestelde opnieuw bevestigt.

Uit publicatie Auschwitz III, de Coseltransporten, bijlage III:  SAMENVATTING VAN DE CONCLUSIES  voor de Cosel transporten.  Hier betreffende het transport van 10 November 1942 uit Westerbork.

A):  Algemeen

1): Op het station Cosel, behoudens uitzonderingen, zijn uitgestapt de mannen die zijn geboren ná 13 November 1891 maar vóór 13 November 1927. Zij, die NIET in Cosel zijn uitgestapt, moeten, tenzij blijkt dat zij langer hebben geleefd, worden geacht te zijn overleden op of omstreeks 13 November 1942.

2): Zij, die rechtstreeks zijn doorgereisd naar Auschwitz en niet terstond bij aankomst zijn overleden, moeten worden geacht te zijn overleden in of in de omgeving van Auschwitz NA 13 November 1942, doch UITERLIJK op 28 Februari 1943.

3): Zij, die uit enig kamp op ziekentransport zijn gesteld en van wie sedertdien niets meer is vernomen, moeten geacht te zijn overleden in de loop van de maand waarin het ziekentransport is vertrokken. Als plaats van overlijden geldt voor hen, die uit Blechhammer zijn afgevoerd: Auschwitz II (Birkenau) en voor degenen, die uit andere kampen zijn vertrokken: een der arbeids- of concentratiekampen in Silezië (Polen).

4): Degenen, die in Blechhammer zijn aangetroffen vóór 1 April 1944, doch omtrent wier verder lot niets bekend is, moeten worden geacht te zijn overleden uiterlijk 31 Maart 1944.

Zij, van wier bestaan in Blechhammer n   is gebleken na laatst genoemde datum, terwijl daarna niets meer omtrent hen is vernomen, moeten worden geacht op het tijdstip van de evacuatie nog in leven te zijn geweest en met het evacuatietransport te zijn meegegaan.

Voor het bepalen van plaats en tijdstip van hun overlijden gelden de regelen, welke terzake zijn gesteld in het deel "Auschwitz VI" van deze publicaties.

5):  Degenen, die na 1 October 1944 zijn aangetroffen in Bismarckhütte of Monowitz, doch omtrent wier verder lot niets bekend is, moeten worden geacht op het tijdstip van de evacuatie nog in leven te zijn geweest en met het evacuatietransport te zijn meegegaan.

Voor het bepalen van plaats en tijdstip van hun overlijden gelden de regelen, welke terzake zijn gesteld in het deel "Auschwitz VI" van deze publicaties.

6): Degenen, die zijn aangetroffen in Ottmuth, doch van wie sedertdien niets meer is vernomen, moeten worden geacht te zijn overleden uiterlijk 30 April 1944 in een der arbeidskampen in Silezië  (Polen).

B): Betreft afzonderlije transporten

7): De mannen, die volgens het overzicht sub 1 hiervóór in Cosel zijn uitgestapt, moeten, tenzij anders blijkt, en overigens met inachtneming van de in het voorgaande gestelde algemene algemene conclusies worden geacht te zijn overleden op het tijdstip en ter plaatse als in het volgend overzicht vermeld, voor  wat het transport van 10 November 1942 uit Westerbork betreft: Tenzij, in individuele gevallen anders blijkt en met inachtneming overigens van de gestelde algemene conclusies, moeten de in Cosel uitgestapte mannen worden geacht te zijn overleden NA 13 November 1942, doch UITERLIJK 31 Maart 1944 in een der arbeidskampen in Silezië (Polen).

Bron: het archief van het Nederlandse Rode Kruis, delen uit de publicatie “Auschwitz III”, de Coseltransporten, uitgegeven October 1952, betreft transport 10 November 1942 Westerbork-> Auschwitz, Pagina 12, sub. 6; Pagina 27; Pagina 33; Paragraaf 11, vanaf pagina 41 en pagina 53 en 54; Paragraaf 12, pagina 59 en 60 en Bijlage III paragraaf A en B.

Alle rechten voorbehouden