Jacob Brandon was een zoon van Isaak Jacob Brandon en Rosa Groenewout. Hij werd geboren in de Nieuwe Kerkstraat 23 in Amsterdam op 31 October 1876 en in zijn jonge jaren werkte hij als slachter en slager. (1897) en vanaf 1903 als venter. Op 17 December 1895 werd hij tijdens de keuring voor de Nationale Militie vrijgesteld van de dienstplicht wegens lichte gebreken. Hij woonde toen met zijn ouders, broers en zussen op de Houtkopersburgwal 9 in Amsterdam.
De “lichte gebreken” zullen Jacob in zijn dagelijkse leven zeker hebben belemmerd, waardoor het voor zijn moeder Rosa noodzakelijk werd om Jacob, na het overlijden van zijn vader op 15 Maart 1899, voorlopig even elders onder te brengen. Begin Juli 1899 gaat Jacob dan naar zijn tante Klara Brandon die getrouwd is met Machiel Philip Mok en die in de Nieuwe Uilenburgerstraat 29C in Amsterdam wonen.
Voorts blijkt ook, dat Jacob Brandon diverse keren is opgenomen in verschillende “gestichten” en “inrichtingen”. Want nadat hij een aantal maanden had doorgebracht bij zijn tante Klara en oom Machiel, verblijft hij van 22 November 1899 tot eind Maart 1900 in het “Oude Mannen en Vrouwenhuis” in Gouda, waar hij als huisknecht wordt aangesteld. Dan vertrekt hij weer naar Amsterdam, om vervolgens vanaf 21 Mei 1900 een maand in de Gemeente Beesd te hebben verbleven. Op 25 Juni 1900 vertrekt Jacob weer uit Beesd naar Amsterdam.
Feitelijk leidde Jacob Brandon een zwervend bestaan. Hij woonde tot April 1901 in bij zijn zus Jetje die met Mozes Mug getrouwd was. Daarna weer thuis bij zijn al weduwe geworden moeder Rosa, maar van 2 Mei 1903 tot 21 October 1904 verbleef Jacob op de “Mannenafdeling” van het Stedelijk Armenhuis in de Roetersstraat 2. Daarna stond Jacob ingeschreven op het adres Warmoesstraat 134/136 bij het Leger des Heils totdat hij op 21 November 1904 werd ingeschreven op Rapenburg 46, een feitelijke bovenwoning van huisnummer 44, hoek Foeliestraat, waar ook een café en kruidenierszaak was gevestigd.
In de periode die volgde, tot 1922, verbleef Jacob Brandon, soms met tussenpozen van één tot enkele maanden, afwisselend in logementen en bij het Leger des Heils. Zo verbleef Jacob van half Juli 1918 tot begin Januari 1919 in de Spuistraat 82 en van Maart 1921 tot Maart 1922 in “gesticht 17” aan de Passeerdersgracht 19, genaamd “Toevlucht voor Behoeftigen”. Daarna volgde een verblijf tot 14 April 1922 in een logement aan de Oude Zijds Achterburgwal 43, waarna hij werd opgenomen in het Gemeentelijk Verzorgingshuis voor Oude Mensen aan de Roetersstraat 2 (voorheen Stedelijk Armenhuis), waar hij van 14 April 1922 tot 9 Mei 1924 verbleef.
Vanuit het Verzorgingshuis voor oude Mensen in de Roetersstraat 2 in Amsterdam werd Jacob in Mei 1924 overgebracht naar het Provinciaal Ziekenhuis te Santpoort,gemeente Bloemendaal, ook bekend staand als Meer en Berg. Jacob bleef daar tot half December 1927. Uiteindelijk werd Jacob Brandon op 15 December 1927 opgenomen in het Nederlands-Israëlitisch Krankzinnigengesticht in Apeldoorn, “Het Apeldoornsche Bosch”, waar hij de rest van zijn leven doorbracht en waar hij op 5 Januari 1942 1942 overleed.
Bronnen o.a. het Amsterdams Stadsarchief, geboorteakte Jacob Brandon, gezinskaarten van Isaak Jacob Brandon en van Jacob Brandon; Overgenomen Delen en Bevolkingsregisters Amsterdam met Jacob Brandon, diverse woningkaarten Amsterdam; website Joods Amsterdam/Provinciaal Ziekenhuis Bloemendaal/Santpoort en informatie uit het archief Coda uit Apeldoorn.