Abraham de Jong, geboren in Amsterdam op 9 October 1878 was een zoon van Philip Mozes de Jong en Klaartje Bartels. Toen Abraham 20 jaar oud was werd hij lid van de ANDB, de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond, waar hij zich in zijn opleiding bekwaamd had in roosjesslijpen en brilliantslijpen. Zijn eerste lidmaatschap ving aan op 1 Januari 1898 als brilliantslijpersknecht in vakgroep 2.
Op 18 Augustus 1910 trouwde Abraham de Jong in Amsterdam met Sara Pop, die geboren was op 21 Mei 1886 als dochter van Leendert Pop en Elisabeth Juliard. Het echtpaar kreeg vier kinderen, t.w. Clara op 12 Januari 1912, Philip Leendert op 23 Maart 1914, Leendert Philip op 14 Juli 1917 en Maurice op 5 September 1925.
Overigens: op 5 Maart 1909 vertrok Abraham voor enkele dagen naar Antwerpen, (misschien mede voor een kort bezoek bij zijn toekomstige schoonouders Leendert Pop en Elisabeth Pop-Juliard die daar vanaf eind November 1908 naar toe waren verhuisd); op 10 Maart 1909 hij keerde al weer terug in Amsterdam.
Nadat het huwelijk in 1910 was gesloten betrok het echtpaar De Jong-Pop woonruimte in de 2e Jan van der Heijdenstraat 37 III, maar verhuisden drie jaar later in 1913 naar de Vrolikstraat 263 II in Amsterdam-Oost. Abraham’s vader overleed daar op 1 April 1913 en werd begraven op de Joodse begraafplaats Zeeburg. In 1956 is zijn graf compleet verhuisd naar de Joodse Begraafplaats in Diemen i.v.m. de aanleg van de Amsterdamse brug.
Inmiddels waren dochter Clara en zoon Philip Leendert geboren en een jaar na de dood van zijn vader vertrok het gezin van Abraham de Jong naar Antwerpen, waar zij op 12 Mei 1914 arriveerden in de Beekstraat 32. Echter op 24 Augustus 1914 keerden zij al weer terug naar de Vrolikstraat 263 II in Amsterdam, waar Abraham’s moeder Klaartje Bartels toen nog woonde. Zij overleed daar op 25 December 1914, 63 jaar oud en werd begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.
Na het overlijden van Klaartje Bartels bleef het gezin van Abraham de Jong wonen in de Vrolikstraat 263 II in Amsterdam. Daar werden in 1917 en in 1925 hun zonen Leendert Philip en Maurice geboren. Maar daarna, op 13 September 1926 vertrok éérst Abraham de Jong weer opnieuw in Antwerpen die toen tijdelijk in de Wipstraat 48 woonde. Op 30 November 1926 volgden ook zijn vrouw Sara Pop met hun vier kinderen waarna het gezin zich vestigde in de Van der Delftstraat 39 in het district Deurne van de gemeente Antwerpen.
Gedurende de jaren 1926 tot 1934 verdiende Abraham de Jong zijn brood als diamantbewerker óók in Antwerpen (Deurne); hij was al vanaf 1916 lid geworden van de Belgische Diamantbewerkers Bond, de ADB. Maar begin Juli 1934 keerde het gezin definitief terug naar Amsterdam en vestigde zich in Blasiusstraat 67 II, waarna op 22 December 1936 de verhuizing naar de 2e etage van de Krugerstraat 29 in de Transvaalbuurt van Amsterdam-Oost volgde.
Van het gezin de Jong zijn Abraham, zijn vrouw Sara Pop en zoon Maurice zéér vermoedelijk tijdens de grootschalige razzia’s van begin October 1942 gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork. Tevens waren op 3 October de Joodse werkkampen in Noord Nederland door de Duitsers geliquideerd en alle Joodse dwangarbeiders kwamen terzelfder tijd in Westerbork aan, als gevolg waarvan het daar een grote chaos was, waardoor niet alles en iedereen op “correcte wijze” werd geregistreerd en geadministreerd bij binnenkomst.
Op haar registratiekaart van de Joodse Raad is echter vermeld, dat Sara de Jong-Pop op 3 October 1942 in Westerbork binnengekomen is, maar dat is niet vermeld op de registratiekaarten van haar man Abraham en zoon Maurice. Die zijn overigens zeer waarschijnlijk óók die 3e October 1942 in Westerbork binnengebracht. De 64-jarige Abraham de Jong werd vervolgens al op 9 October in een rechtstreeks transport van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd en ná aankomst aldaar op 15 October 1942 in de gaskamers vermoord. Van de totaal 1703 gedeporteerden waren er 4 overlevenden.
De 56-jarige Sara de Jong-Pop en haar 17-jarige zoon Maurice werden op 12 October 1942 op transport gesteld naar Auschwitz, eveneens in een rechtstreeks transport . Alle 1711 gedeporteerden arriveerden op 15 October 1942 in Auschwitz, waarna velen bij aankomst direct in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau werden vermoord, waaronder ook Sara de Jong-Pop.
Over haar zoon Maurice de Jong is na de oorlog vastgesteld dat hij als 17-jarige vermoedelijk in Monowitz (Auschwitz III) tewerkgesteld is geworden, maar van wie de sterfdatum individueel niet kon worden vastgesteld. Na onderzoek van het Rode Kruis (1953), is vastgesteld dat uiterste overlijdensdatum van tewerkgestelden, van wie het tijdstip van overlijden niet individueel kon worden bepaald, moet worden aangenomen als op 28 Februari 1943.
Het Nederlandse Ministerie van Justitie heeft na de oorlog en na onderzoek opdracht gegeven aan de gemeente Amsterdam, om overlijdensaktes op te maken voor Abraham de Jong (akte 59 van 11 November 1950 uit het A-register 58-folio 11), voor Sara de Jong-Pop (akte 109 van 7 December 1950 uit het A-register 60-folio 20) en voor Maurice de Jong (akte 63 van 10 November 1950 uit het A-register 58-folio 12).
Uiteindelijk bleken er bij de bevrijding in 1945 alsnog 8 overlevenden te zijn
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, Overgenomen Delen met Mozes Philip de Jong en Abraham de Jong; gezinskaarten Abraham de Jong; archiefkaarten van Abraham de Jong, Sara Pop, Clara, Philip Leendert, Leendert Philip en Maurice de Jong; woningkaart Vrolikstraat 263 II met Abraham de Jong; het archief van de ANDB/lidmaatschapskaart Abraham de Jong (met notities over lidmaatschap ADB België); Antwerps Vreemdelingen Dossier nr. 154789 – image 93-98 met Abraham de Jong en Sara Pop; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Abraham de Jong, Sara de Jong-Pop en Maurice de Jong; Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland en het archief van het Rode Kruis/publicatie Auschwitz III – hoofdstuk III – transport 9 October 1942 pagina 72-74 en van 12 October 1942 pagina 74-77 en de overlijdensaktes uit het Stadsarchief voor Abraham en Maurice de Jong (nr. 59 en 63 uit A-58/folio 11 en 12) en voor Sara de Jong-Pop (nr. 109 uit A-60/folio 20).